
m
Iß m i
p i
1
m
I : t' 'I If
r
' i
I
i \
II;--./ r f t lLi'X
i
! I ' 1
ríí *1j
r S i i tfe
m iJ | : | l
■A 1
1 ft'! :
'.;'j
” ’¡/i* ■'
In de vJugt niét gehinderd te worden , éS
de aaöpersfende L u d h t , die er tragt in te
gaaii, buiten te'houdeü —— Het G e v o e l,
bun minder noodig , is uit dien h o o fd e ,
niet zéer teér ; de Veéren keeren het a f ;
en de P o o ten , den harden grand betreeden*
d e -, moeten ohgevoeUger zyn ------ D e
Smaak is zeer aartig geplaatst in Zenu*
w e h ,- die in het binnenile van den bek
liggen , welken , het geen zeer opmerke*
ly k i s , grooter zyn in alle V o g e le n , die
hunne fp y s , zonder z e te kunnen z ie n ,
dat is , onder de wateren , o f onder de
aarde, moeten zo e k en , welker fmaak , hier
niet döor het Gezigt geholpen , b y g e v o lg '
fyner behoort te wez'en , dan in ande*
len — De Reuk vertoont zieh in de
beide »Neusgaten aan de zyden van den
bek , die in fommigen kaal , en in an*
deren met pluimpjes begroeid zyn , om
dat zintuig te bewaaren, en de Lucht te
verdeelen. In Menfchen fchynt de' Reuk
het zwakfte zintuig ; in V o g e len , by voorbeeld
, in ■ den Raave moet het v ry fterk
z y n , om het ftinkend aas van verre te
kunnen rieken — *■ Dus zyn deeze v y f
Zintuigen in de Vogelen keurig toegefteld,
en verdienen uwe hoogfte oplettenheid.
V . Zyn ook hunne Bekken eenige aan-
merking waardig ? -
A. Zeer
A. Zeer véel ! want derzelver verfchei-».
. ienheid is oügelöoflyk groot. Elk heeft
eenen byzonderen B e k , Volmaakt naar zynen
ftaat gefchikt. Neem de moeite van die
na te gaan. Z y zyn allen hard, als hoorn;
om de fpyze te kunnen vermaalen , dpwyl
z e geene tanden hebben ; en fpits , om
de fraaiheid van den Kop te vérgrooten»
Alle Röbfvbgelen hebben het bovenfte vaö
den Bek haakswyze omgekromd met eeö
fcherp püht : het onderfte is bredd, naaf
agteren met hardfe randen , deels bm ddrl
r o o f wél vast té kunnen houden , deelé
om denzelven beter te kunnen verfcheü*
fen , b f om zieh aan die kromté op te han*
g e n , en van de eeñe plaats naar de ande*
fe te kbméñ ; vermids de V leu ge lén , g e ly k
iii de groote V o g e len , tusfchen de takken ,
zo min ais het fpringen, daartoe niet w e l
künneri dienen -*-*• Verfcheiden’ hebben ,
gelyk de A á k fté fs , eeaen B e k , ais een beí*
t e l , om harde dingen iri ftukken te ílaan -—i
in fommigen , gelyk iñ de Hoenderen,, fluífe
de Boovenhaak des Beks over de Ondefhaak ;
om voor een kraauwel te dienen, eri iets
om , o f riäaf zieh toe te haalen ——~ Ee*
nigen , gelyk de L y s te r s , , Leeutverikketi ,
en Kwikftaarten , zyn voorzien met Bekken ,
ais een nyptang , qm worpjes uit hooleö
te haaleri ----- Anderen , gelyk dé Spég--
IL DKSL, L tes
■ , f -
Vf- TI
fi