
B V
n^í .
f J’« <! i
i f
! »} < ■: . V Í ■ ■ : I I ■
inaar. op het twintigfts jaar van oris le v en ,
jléefc dit ook plaats , gelyk ik gezegd h eb ,
pnder de Menfchen. Van de Dieren“, teq
tyde hunner g eb o o r te , weeten wy dit nocfe
piet. D a n , daar w y geleerd hebben, dat
het by Menfchen en Vogelen plaats h e e f t ,
m en , het oogmerk daarvan met dp
eenvormigheid, die in Gods Werken plaats
h e e f t , overweegende , wel mögen befluiten ,
dat dit gelyk getal der Sexen eep algemee?
per regel in Gods onderhouding i s , dan mep
waarlyk d en k t: een r e g e l, die o n s , dunkt
m y , moet verbaazen, zo dikwerf w y e?
gan denken.
V . Hoe broeien de Duiven ?
A . Den tyd van broeien kunt gy ligtlyk
waarneemen I G y zult met vermaak zien ,
d a t , wanneer dc broeicnde D u if eeten en
zieh verfrisfehen m o e t , de Dofier zieh op
de Eieren zal zetten ; en d a t , als één van
beide te lang u i tb ly f t , de D u if den Dof-.
fe r , o f de Doffer de D u if terug za] haalen
, en tot haaren pligt dry ven ------ dat
de jongen in de drie eerfte dagen sie t
eeten j maar alleen eene zorgvuldige kpesfe?
fip g noodig hebben, welke z y ook ontvan,
gen —r-r dat de beide Ouden hen daarna
opvoeden —^— dat deeze den jongen gee?
PC harde Paardgboonen , onverduwbaar voor
® , Yoprgceven , maar haif ver?
tédí-
' " ' i
r i 7
D U I F . 233
teerden k o s t , in hunne eigen maag geweckt
------ en dat de Doffer de groot
geworden jongen uit den nest ja a g t , en
voor zieh zelven laat zorgen..........
V . S ta a k , bidde i k , uw onderwys over
deeze fehoone Vogeleö niet 9
A. Ik kan U alles van dezelven niet zeggen
! G y moet het overige door eigen’
Waarneemingen , die vermaaklyker z y n dan
ontvangen ond e rw y s, leeren. Myn oogmerk
is alleen , uwe aandagt op te wekk en, omftt
Werk van eenen almagtigen , wyzen en goeden
Sehepper in alles te kunnen vinden. Ik
wil er egter dit nog wel byvoegen. W y '
hebben fteeds by ons blyvende V o g e le n ,
reeds genoemd , die niet uitvliegen : dan ,
God g a f ons ook V o g e le n , die wel veel
t'huis b ly v en ; maar ook even dikwiis uitgaan,
o f door hun onophoudelyk a f en aan , hoog
en laag rondom zw e r v en , ons vermaaken:
die in fnelheid van v lu g t ; in fcherpte van
gehoor ; in kuishpid van leven ; in onver-
deelde liefde tusfchen de gepaarden ; in
zagtheid van a a r t ; in zindelykheid van l y f ;
(waarom z y zieh zo dikwerf in de zon
pluizen ea baaden) in opregtheid van hart ;
en in verbanning van kwaadaartigheid, van
weérzin en van ongenoegen uitmunten: die
ons deeze huisfelyke p lig ten , elk oogen-
bljjs j, ató voor oogeh houden. T en minften
P f nai*
■lii ‘
t
A
f!
Ir ®
>
ß | . j