
* Ijlí
j.íl ll f f
i 4 , 1
í. ü . ' I ■
IIfJf“': ' l
iÉ ■: I X.; ;■ ''I
|l;,
f i J ?' f f r ! »
-íIMIm
i'4
'I -4
f t II
iP
f f ' j! ®
f f ' A f t l i f f 4 i.®;
■ i f f
f
, 'f f ' r i ■i r
)(.; .
1
' , '
I
.1 . -I
]
,i,,¡
íhé
1
|7 | I „Uil
'1 X ij
‘ 1- 7 : f
' f f i lifí
I i
| :J . I
i I i
3 0 8 N A G T E G A A L .
f e a , behooren te denken — Voorts hooTf
inen daarna niet meer van hem , dan een ge*
k r a s , zo dat men nimmer zou zeggen , dat
het dezelfde Nagtegaal was. Eene fehilde-
r y van onze dikwerf kortduurende vrolyke
Dagen !
' V . G y zegt m y , onder zo veele byzon*
derheden , niets van den Zang des V o g e ls ,
waar mede g y zo ingenomen z y t.
A. Luifter, gy zult verfchillende Toonen
van hem hoóren ; ernílige., boertige, een*
voudige 5 verwonderlyk melodieufe , zugten-
de j klaagende, en op het volgende oogenblik
enkel b ly d e ; niets dan eenen vrolyken
Zang op verheeren’ toonen : hoe langer dan
de ílagen duuren, hoe fraaier de zang i s ,
Waartoe fchoon warm weder vereischt'wordt.
Laat ons naar binnen gaan , en hy zal ons
met zynen zang blyven vermaaken.
V . Hadden w y hem altyd in Kooien onder
ons dak ?
A. Nieuwsgierig van ' aart z y n d e , is hy
ligtlyk te vangen ; doch in eene k o o i , waarin
men hem ligtlyk in ’ t leven kan houden,
zingt hy nimmer zo goed , ais in de lieve
vryheid. W ilt gy veelen te gelyk uitmuntend
hooren doorflaan, gaa dan in eenen
a v o n d , na dat er een Onweer afgedreeven
is 5 naar een B o s eh , o f op eene plaats,
waar veele Eikenboomea. in eenen wyden
kring
N A G T E G A A L 309
kring ftaan, en gy zu lt veele fchelle Keelen
als ß w a r e , ;elkander hoqren toezingen
eenToflied v a n ' den God ' der eeren , die -dork
dert. P f. X X IX . 3- — M
de. Vogelen J , - .
V . Moet dit my genoeg zyn ?
A . Volgens myn P l a n J a ! Ik heb P van
de V o g e le n , even gelyk van de Dieren , met
meer dan eenige hoofdzaaken gezegd , om Ü
geheel te overreeden , dat deeze Werken van
g o d ook uwe aandagt verdienen; dat ook
daarip eene wonderbaarq A lm a g t, diepe W y s heid
, onbegrensde Goedheid, en fchoone
Orde doorftraalen ; en dat gy deswege den
aanbiddelyken P e e r d.er Natuur fqhuldig z y t
te verheerlyken. En geen wonder ; dq Dichter
z e lf eischt het van de zingende V o g e .
le n : looft den Heere .dsas n ftfted t h y , gy
Gevogelte., Pf- C X L V I I I . 7 , IQ<
/Ml 'I
IL E 4
ftTift
,i I
i f f
,1- ‘
m i