
' í L ! 1 . i
J7.A: ; , . £24 H A Á Ñ,
AIik'' M11 ^
A . Ongetwyffeld da h a a n ! Zie et dáaf
éénen , die waarlyk fchoon is , die dagelyks
myn oog vermaakt. Hoe Jyvig en kloek is
hy van g e fta lte , hoe vol vuürs zyn zyne
oogen , hoe moedig zyn gang , hoe rustig
zyn e bewegingen ! H y treedt zeer d e ft ig ;
is hoog ; r e g t , groot en rood van Kam 5
zw a a r , kort en krom van Bek j met twee
afhangende lellen ; breed van B o r s t ; van
verfchillende hoog gekoleurde Halsveéren 5
met eenen ve rhev en, byna regt opftaanden
S ta a r t, beftaande nit veertien pennen ; on*
derfcheiden van dien der Hen door twee Veé-
ren , die uit deszelfs midden voortkomen ,
veel langer dan de anderen, boogswyze gek
rom d ---------H y is fterk gefpoord, fier van
tred , kloekmoedig in ß befchermen zyner
Hennen ----- H y heeft korte V leu g e len ,
om dat hy meest by ons thuis b l y f t , en
zelden vliegt —— • H y drinkt ß water ^
in dan bek genomen , zeer a a r tig , den kop
telkens agterover flaande, om het door te
z w e l g e n H y fla ap t, fomtyds ftaande
op eenen p o o t , ß hoofd onder den vleugel
verbergende ------ B y dage kraait hy dikw
e r f , niet op gezette tyd en ; d o c h , na
middennagt, laat h y , en al zyne fo o r t ,
zyn g e lu id , twee o f driemaal, met verpo-
zingen h o oren, tot dat de Dageraad aan*
k om t j cji daarna dikwyler.
V . Tefi
Á Ñí
Vi Ten Welken nutte?
A. Veele Landlieden hebbfen geen ändef
Horologie dan hunne Haanen , op welker ge*
kraai z y opftaan , om op reis te gaan, o f
om te dorsfehen ------ Wanneer er één iö
een Dorp aanheft in den vroegen ochtend j '
maakt hy de anderen gaande : z y antwoor-
den h em, de een na den ander ^ ten blyke
dat z y ontwaakt zyn , en , algemeen, den
gekomen Morgenftond begroeten willen met
hun gejuich, ß Is zeer a a r tig , dit rond
'Maaien van alle Haanen in een rondliggend
Dorp te hooren ------ H y heeft verfcheiden’
toonen in zyne ftem; Zyn geluid is an*
d e r s , wanneer hy de Hennen by een gevonden
brokje broods r o e p t , o f ze waar*
fcbouwt I wanneer hy ontfteld is op een on-
gewoon geluid ; o f wanneer hy ze beftraft j
als ze misdoen , o f eenen onderlingen twise
hebben, in welk geval hy, de onmin tragg
weg te neemen, feheidende de vegtende par-
tyen. Z y worden niet ligt zo gemeenzaam
als de Hennen ; maar behouden altoos een^
zekere dcftigheid —-— Deeze g r o o te , died
g y hier ziet ftaan, p a s te , deezen winter ^
altoos ’ s morgens ten agt uuren, op deii
hoogften trap myner ftoep o p , om het eeted
uit myne hand te ontvangen, dan beldef
kraaiende, op dat ik weeten z o u , dat b y
er fto n d t : en wanneer de fíen sen te iaak
¡L DEBI/ P fíii?
•I,/
i l '
i