
I *
IM
! ’
M ’ II?h
-J l!
I.
I'
,4 '
( ' I i <ii|t
■.:4
de Baarden der V e^ r , van onder, naar ag?
ter uitkomen , waar door de aandruisfchen-
de Wind boven over den zagtronden Vleugel
g a a t ; en dat dan de holle Vleugel beneden
kragt krygt op de L u c h t , om daaiin
vo o rt te kunnen komen.
V . W e lk een konstige toeftel in eenen
V o g e l , om te kunnen Vliegen !
A. Denk niet , dat gy reeds alles hiervan
w e e t , wat ik U zeggen kan : ik begin
llegts! Z ie , daar ligt eene Slagpen, die eenen
Vogel ontvallen i s , neem die o p , op dat ik
tJ gemaklyker de Godlyke K o n s t , in deze
lv e verborgen , doe k e n n e n , Gy ziet
het onderite d e e l, dat w y de Schaft noemen
, met een Vlies overdek t, en dus daardoor
vast in den Vleugel in g e z e t , om dat de
V o g e l daar ter plaatze het meeste geweld
op doet. Ook dient dit Vlies tot beter bewaaring
van de hoornagtige zelfftandigheid
der Schaft. Wanneer gy deeze Schaft in
warme asfche ile e k t , en daarna , met den
rug van een meS , derzelver Vlies a fft r y k t ;
dan hebt gy eene goede Schryfpen.
V . Wat, is er in dit hoi hoornagtig deel ?
A. G y ziet er een blaasagtig Merg in , dat
er u itv a lt , wanneer men de Pen verfnydt ,
om dat het verdroogt is. T e vooren was
het met dwarfche vliezen afgedeeld , om ftc-
vigheid aan de Schaft te geeven , om haar
ßQ
voeden , en vooral om te beletten , dat
z y , by den g ro e i, niet te Veel in den om-
trek zou u itz e tten , maar veel eer gedwon*
gen worden, in de lengte uit te fchieten»
D it Merg v e rd ro o g t, ais de Veér haare
lengte heeft gekreegen, deels om dat het
dan nutteloos is , deels om dat het dan dezelve
ligter maakt.
V . Hoe is het bovenfte middendeel det
Pen ?
A. Het is Witter , en beftáat uit eene andere
harde fponsagtige zelfftandigheid, buig-
zaaraer dan de S c h a ft , en naar het einde
al meer in flapheid toeneemende, om dat
de kragt in ’ t vliegen aldaár minder werkt»
Aan de beide zydeii der Veder , vindt g y
de Baarden der P e n , die ik zo even noem-
de. Z y zyíi aan de eene zyde fmal en kort ,
aan de andere breed en lang : de körten
kíommen zieh naar binnen , om Ijet ronde
bovendeel des Vleugels te dekken ; de langen
zyfi in het midden ingedrukt, maar aan
het einde buitenwaards omgeboogen , om den
gevangen’ Wind onder het vliegen los te
laaten uitgaan. Alle deeze Baarden, beftaan ,
gelyk gy met uw oog kunt zien , uit zeer
fraaie fyne draadjes. . . . . Ik zal ze vaneen
fcheiden................... Zie eens hoe onwillig
z y er toe zyn , hoe vast z y aaneen klee-
v « n : want z y moeten fte;k geilooten b ly ven
,
« '.t,
i ■ [
/