
t ö l l N T t j i G E N d e r d i e r e n .
¡:i
dan de o n z en , om dat er, wannepr z y dcii
kost van den grond opzamelen met een
nedrhangend h o o fd , eene Spier vereischt
w e rd t , om het oog open te houden , dat
anders zou toevallen.
i V . Hebben ze allen gelyke Oogen ?
A . Hun Oogappel is verfchillend, eirqnd
ö f langwerpig, in welk geval de openiftg
dwars , o f de oogappel lang is , zo als in
die Dieren , welken met het hoofd naar de
aarde gaan ; mogelyk om dat hier door de
itraalen, die ter zyde valleni hun ontdekken,
wat dezelven kan hinder doen , o f om alles,
wat voor hun i s , van naby te kunneii
zien ------ In fommigen , die ’s nagts zwer--
v e n , zyn de Oogen, van boven naar bene-
den , gefpleeten, om zieh zeer wyd te kun*
nen openen o f naauw te iluiten, dat is , om
het al te heldere lieht van den dag buiteii
te houden , en eene grooter hoeveelheid vaii
ftraalen in het donker te ontvangen. N o g
verwonderlyker is het blikkend o f knipöogend
Vlies des O o g s , op dat z y , graazende in
w e id en , met doornen o f ilekelagtige krui-
den b e z e t , het gezigt niet zouden verlie*
z e n , o f telkens het oog behoeven te flui-
ten : ook wordt het Hoornvlies daar doof
bewaard , en geduurig van ’ t vüile i lo f ge-
u-einigd — De Ooren zyn zeer verfchei*
den , wdl geplaatst, digt by de oogen. De
vrees-
,ì:i: ;
f . !
LÉVENSWYZE DER ÓÍBRÉÑ.
Vfcesagtigen , gelyk het Hert en dé H aà s,
hebben ze w y d , r e g t , én zeer bewceglyk
om het minile gerügt te‘ ontdekken : waòt
groote Ooren vatten veel geluids ; doch by
de geenen , die onder de aarde leeven , eil
welker ooren kunnen gefcheürd o f gekwetsü
worden , ilaan ze diep , als in het hoofd vèr*
borgen , met befchutzels voorzieh , en met
bitter fmeer van binnen g evu ld , ter Weeriüge
van inkruipende Infeélen. — De Reuk iS
verbaazend fcherp, en o vertfeft verre den onzen
De Smaak en de Reuk helpeb eL
kanderen in de Dieren f doch de Reuk gaat
v o o r a f , om het nuttige van het fchaadelykö
vroeg te kunnen onderfeheiden — Ver-
fcheurende Dieren mögen, wegens gebrék
,van v o ed fe l, niet zeer viesch zyn 5 ander
e n , integendeel, zyn zeer k eu r ig , eü elk
y v e r t om het beste te kiezen. Om deezä
reden kunnen in cen lan d , waar vier Os-
fen gelöopen hebben, twee Paarden voedfel
vinden , en daarna fchiet er nog genoeg
voor zes Schaapen oVer. W a t dunkt U ,
ilraalt niet hierin door de Wysheid Vaii
Hem , die de daalen bekleed met kudden j
die zuinig i s , eii alle deeze Schejifelen ge-
fchikt heeft tot eenen ila a c , iliet zyn oog-
merk overeenkomende ?
V . Ik moet dit erkennen j d sn , läal ik
er meer van weeten ? '
I I PEKL. B Á, ik
I |ij
- ■ ' I¡vj
5.:; , |
iS Bl