
: i ß
' ' iV
: i i h r
I I
' h
Í44 V E L D M U I S .
om er ons van te bevryden , o f om ze
te
voorkomen. W e z e ls , R o t ten , U ilen ,
en
Roofvogelen gaan er gaarne op te g a s t ,
en'
helpen veel tot derzelver vermindering.
V . Dan , waartoe dient die ongemeene
vruchtbaarheid deezer Dieren ; w y lyden er
altyd fchade by ?
A. Onthoudt deezen algemeenen wyzen regel
, welken de Voorzienigheid beilendig
volgt.; Z y moeten, eenigermaate, fchaade
aan den o o g s t , en aan andere veldgewas-
fen doen , om zelve tp kunnen leeven , en
daarna, op haare beurL, eene fp y z e .te worden
voor andere Dieren, welken ons ten
nutte ftrekken. Hiervan is er tusfchen
alle dc Dieren een gedaurige O o r lo g , en alles
is .dus zo w y ze lyk aan elkandeffen Verbünden
, dat de ondergang van het eene
het behoud van het andere. is. De vruchtbaarheid
in allen ftaat ook altoos evenredig
met de gevaaren , die z y loopen , dat is ,
hoe meer gevaaren een Dier , o f wat het
ook moge z y n , onderheevig is , hoe vrucht-
baarer het wordt bevonden. En daar de
Muizen bloot ftaan voor eenen onderling
verwoestenden O orlo g , voor Koude, en voor
Roofdieren (drie voor haar zeer geweldige
plaagea) laat de Schepper, d ie , aan den
anderen kant , derzelver uitroeing ook niet
dulden w i l , zulk eene iterke voortteeling
lihg óhder dezelven plaats hebben.
V . Hoe veele Roofdieren op het Land
hebt g y nu rdeds opgeteld ?
A. E r zyn Roofdieren niet alleen op hefi
Lan d, maär ook in het W a te r , die dezelfdö
nadeelen doen; doch o o k , op hunne beurtj
wederom eenige dienften aan ons bewyzen.
V . Stäak uw onderwys niet , eef dat g y
er my eenigen hebt leeren kennen.
A. Er zyn Voornaamlyk drie Dieren ¿ die
by ons in het W ater en op het Land lee*
v e n , en dus de Land- en Water*Dieren aan
elkander verbinden, dät is ¿ z y hegten dö
Keten der Dieren, die hier afidefs tüsfchen*
beiden ftondt afgebroken te w o rd en , aan-*
een. Herinner Ü h ie t, wat ik van de O*
vergangen in de NatUut (blad¿. 8. en z.)
gezegd h e b , en dan Weet g y de reden,
waarom dit plaats moest hebben.
V . Noem my het eerfte Land- en Wa*
ter- Dier.
A . Het is de bekende w-atERRöx, korter
van ftaart en ooren dan de H uis ro t, meö
borsteliger h a ir , geelagtig, met zwart op
den rug doormengd, dat bleeker wordt naar
„het onderlyf. D it Dier b ly ft aan de kanten
van gragten, flooten en ftaande wate*
r e n , nestelt in rioolen agter fchoeyingen ¿
is vJug in ’ t zwemmen, duikelt w é l, vangfi
visch; doch eet ook wortelen en kruiden,
IL DEEL. K zyn«
Ti
'J '