
¡i*
¡u
Afilli
'Il
I l >4 H E R T . H 1 N Ö Ev
maaken dit Beest tot het edelfte aller Diered
in de Bosfehen. Wanneer ze voorby zullen
z y n , zal ik U aan hunne voctilappen den
ouderdom leeren kennen.
V. Waaitegen Hoot ik daar met mynen
Voet ?
A. Tegen eenen van hunne afgeVallen’
Hoorns , die fomtyds drie voeten lang zyn ,
met twintig o f meer taklcen, die z y alle
jaaren Verwisfelen, die in ’ t voorjaar van
ze lfs a fv a llen , o f d o o r ’ t fchuuren tegen de
takken der boomen afgeftooten worden. Men
vindt ro o d e , zwarte en witte H o o rn s : de
e e r ile , gelyk d e e ze , is de b e s te ; die van
de laatile koleur de flegtile : een verwonder-
ly k fchoon geneesmiddel, om onze vervallen’
geesten op te wekken , en onze Hersfenen
te verfterken, waarom alleen dit fchoo-
a e D ie r , als een der grootfte gefchenken
van den H em e l, verdient geacht te worden.
V . Hoe groeien deeze Hoorns , welken g y
z o hoog in de Geneeskunde verheft ?
A . Z o dra z y de ouden afgeftooten hebben,
p f die afgevallen z y n , beginnen de jongen
u it te fchieten. Hunne Kruin dan gevoelig
z y n d e , loopen; z y laag met den K o p , om
dc uitwasfende Hoorns niet te beledigen. Die
der Osfen en Koeien groeien van onder uit
den kop op ; .maar ,deze rekken zieh ende-
l io g » als de takken der . Boomen , u i t ; da
: groot*
H È k T. ii Í N Ö i . i i f
p d ö t t e fteeds toenefemende ; van ; ’ t íweédtí
to t het agtfte ja a r ; in elk jaar eenen T a k
üitfchietende ; welken z y dPor fchaaveii Ife-
gen de boomen polysten.
V. Ik meeh , ze z y n . vreesagtig;
A. D it ik hun a a r t, en daarPm leeveh
feezeilig by troepen. Z y hooren gäarhe flui^
ten. Als ze naar een geraas idisteren , ligteii
ize den Kop dm h o o g ; fteeken de groote
DorJappen, hun gegeeven öm naaüwkeürig
te künnen h o o ren , op ; ftaán van tyd töt
tyd in den loop f t i l , pm naar ’ t geblaf der
honden, waarvoor z y v lu g ten , te Vernhet
men. Sterk verVolgd , ' loopen z y geWeldig
fn e l : eene hoedanigheid ' zo aarimerklyk, dal
de Heiligeri naar zulk een vermpgèn ter biitá
kbminge veflàngdén , en het zieh bélobfdeíii
tie HeeVe Heere is myne flerkte, eh hy zat
myni voeten maaken dls det hinden , e n h y zal
my doen treeden op myne MgiOT.-Habak. T i f i
ip; È n , Öm dè Hoörnk dän niet té befchaái
digeh , o f onder de takken der Boomell daar^
door belemmerd te Worden , èn dus vast té
raaken, ligten z y den Snuit hoog b p , eä
houden de Hoorns #ateppas dp den rüg; K ö rnen
z y aan bene r iv ie r , daö zwemmèn z^
bver d é z e lv e , rüstende den Kop van het b è i
he Hert öp - het l y f van het arider. Ergeö l
tegeri gehouden, doen z y gèweldigé
I e r i , Zelfs over muüretl èri bèjnitìgbni ' í&
H á ágS
f r
h
f...
Ili .
|,¡ i ; /
» ,
i' f -ä:
A'" TI
;|Ì.
' ti