
' " V
L i■
1:1
A
IIK
'5!
:;n
l . ;|{Tt
1 3 2 ö .N T S - E M,
dag flaapen, Om egter niet te kort te körnen
in een langen harden winter , leggen z y
zieh in« den voorwinter te flaapen , met den
Snuit gedraaid en gefteeken in een B eursje,
dat z y by hun agterfte hebben, waarin eenig
Stneer z i t , waar door deeze flaapende
Dieren by de inademing gevoed worden.
Worden z y wakker, en is dit voedend Smeer
ysrteerd ; dan gaan z y hnnqen voorraad ont-
ginnen , welken z y in ß najaar, ter goeder
p u r e , verzameid hebben: anders toch mocs*
ten z y nu van honger ftcrven. Worden z y
doqr vyanden aangetast, aanftonds werpen
z y zieh op den r ü g , en verweeren zieh
met hunne zwarte lang uitfteekende feherpe
N a g e ls , met welken z y dikwerf den Honden
zwaare wpnden toebrengen. Vergenoeg
D met deeze drie byzonderheden.
V , W e lk e Dieren zyn hier meer ?
A. Hier zu k gy ook bontsems : vinden I
Een D ie r , dat naar eenen Vos zweemt, met-
eenen breeden ingedrukten r ü g , korte pooten
, fcherpe tanden, zwartagtige hairen ,
breeden k o p , en eenen ftaart van anderhal-.
ven voet lengte, Het bemint Hoenderen,
Duiven en Honig , en verdedigt zieh op
eene zeldzaame, doch »zekere w y z e , naamelyk
, met zynen geweldigen ftank , die Menfchen
nog Honden verdragen kunnen, ko-
menfle uit twee blaasjes, by zyn agterfte
ge-
A.;, I i jT ' '*
W E Z E L H E E M E L Y N . IS g
g e p la a t s tb e v a t te n d e eene vetagtige ftoffe,
D e ' Schepper' heeft dit D ie r , behalven tot
meer einden, ook g ege even, om pns van
deszelfs B o n t , een der fraaifte iniandfchen,
te bedienen, en het Hair tot penceelen te
gebruiken. Ook zult g y. , , . , , nsfii
‘ V . Wa t zal ik ?
A. Ook zult g y , hier en e lde rs, in onz
e heggen en wildernisfen aartige wezels. ,
liefhebbers van R o tten , Muizen , Hoenderen
en E ie ren , aantreffen ; zynde bpven op het
lichaam rosagtig v a a l , wit van buik^ met
donkere o o g en , kprte ooren , zwart aan ß
einde van den fta a r t; al mede zyne Vagt
tot vermeerdering onzer bonten toehrengenf
d e , die men veelal in moffen voert.
V . W e lk Dier te k g y onder onze fraai-
ften ?
A . De iiERMELYN, die men hier omftreeks!
ook v in d t ; een aartig beestje., met heldere
levendige oogen , m e t : eene kostbaare witte
v a g t , met een behaaglyk voorkomen, en met
zo vaardige bewegingen, dat men er geen oog
pp kan houden , door den Schepper begaafd
an opgepronkt. Z y muizen als de Eatten ,
en florpen zo gaarne eieren; als de W e ze ls —
Laat ons voort wandelen ; misfchien zal ifc
U noch iets meer van onze Bewooners der
Bosfchen kunnen zeggen.
y . W a t fpringt daar in de takken ?
A. Een
t,
' (
i f.
■