
! /I il
i I
i l
Ws
ir'' li
I j, f t î
!'■
.ìi
ì l'i'l
• MI 'I
■'s
w a ren , b ly v e n , om , in geval van onraad,
aanftonds te kunnen weg komen. Voor deeze
blinde verzamelden intusfchen de ziende
Rotten , het geen onder de tafel gevallen
w a s , dat by haar brengende om / ze te
v o p d e a , waarna z y dezelve by hçt oor
weêr in ß gat leidden. "Deeze Dipren b ly ven
by ons beftendig., In Noorwegen en
Lapland is egter eene fo o r t , die men tot
de Trekdieren moet brengen. ß Is zee?
vreemd , dat z y alle agttien o f twintig jaaren
, g e z e t ly k , verhuizen; dat z y , uit haare
woonplaatzen gekomen, en te veide getrok-
ken z y n d e , paden in den grond maaken,
twee vingeren d iep , en foms verfcheidenf
roeden breed; dat z y ftandvastig eene regte
lyn in haaren gang volgen zonder a f te w y ken
; dat z y , door eene rots g e ftu it , om
dezelve heenen trekken, en dan den regten
weg wederom vervolgen ; doch eenen hooi-
berg ontmoetende , booren z y er onder
door in eene regte lyn , en vervolgen haar
p ad ; dat z y een Meer aan treffende, regt
toe regt aan , er over zwemmen , enz, Z q
verfchillend is de Schepping ook in deezç
Werken !
V . Waartoe dienen toch deeze Dieren ?
A. E vÄ i gelyk de Muizen tot fpyze voor
Katten , Weze ls , Uilen en andere Dieren
, die ook moeten leeven ; en voorts
om
om eene fchakel van die Keten uit te maaken
, die alles aanéón verbinde.
V . Ik dacht, dat g y de m u iz e n zoudt
vergeeten hebben.
A. Die aartige D ie r tje s , zo vree sa gtig ,
v lu g , flim, en fcherp van gehoor, als fyn
van fmaak en reuk , meest donker aschgraauw
van k o le u r , fterk voortteelende ,
werpende eenige reizen in het jaar vyf o f
zes jongen , die binnen weinige dagen den
kost gaan zoeken , en getemd kunnen worden
, vergeete ik niet. Z y kunnen groote
fchaade doen aan onze klederen en fp y zen
, knaagende aan alles by gebrek van
drank, waarom men wél d o e t , wanneer
men Water in theefchoteltjes, onder de
Boekekasten en eldcrs, voor haar zet.
V, W y hebben dan twee groote voordeeli-
g e , äeü Hond en de K a t , en twee kleine
nadeelige Huisdieren, Rotten en M u iz en ,
onder ons dak.
A. Egter van de eene noch van de andere
foort te weinig o f te veel ! De eerften lo o pen
ons , door hunne menigte , niet in den
weg ; en de laatften kunnen niet zo talryk
worden , dat ze alles verdelgen : er b ly ft
eene nette evenredigheid in allen door eene
w y z e Voorzienigheid.
V . Laat ons nu ter befchouwinge der andere
Dieren naar buiten^ gaan 1
A, W y
, ■ f l ?