
l in
A-
■jl
! ■<(! ■
1 M'
Í4 2 MOL . V E L D M Ü Í S;
zelfs de wortels van het jonge Piantfoen
befchadigden, en deeden ilerven ; weshal-
ven men genoodzaakt w a s , dit uitroeien der
Möllen niet alleen te flaaken ; maar ook elders
levenden te laaten vangen, en daar
weer te pooten. Leert U niet deeze Ondervinding
ten diiidelykften, dat er niets
vruehteloos gefchaapen i s ; dat een zeer ve ragt
Dier dikwerf meer diensten d o e t , dan
w y denken ? En hoe heldert niet deeze eene
p ro e f de Wysheid en Goedheid van God
in de Schepping o p ? Beteugel dan W e
klagten over de formering van Dieren , die
eenig klein nadeel doen , en erken nu dat
w y dit D ie r , tegen welk g y eerst wilde
uit te vaaren J niet misfen kunnen.
V . Gewis., dit leer ik er op nieuw u i t ;
ik itaa befchaamd, en wi] voortaan wy ze r
z y n ! dan, ze g m y , woonen er geen meer
Dieren onder den grond ?
A. Ja w e l ! E r zyn v e ldm d iz en , r e l -
MUIZEN en AARDMUISJES , die alien in holen
onder den grond woonen.
V . Ik herinner my , veel van Veldmui-
zen gehooi-d te hebben, die foms geweldige
verwoestingen in de Koornakkers, WeiJan-
flen , en tiooiklampen maaken.
A. G y hebt hieruit kunnen leeren, dat de
geringiie Dieren , door de hand der ver-
toornde Godheid wegens onze misdaaden ^
dik~
D M U I s.
dikwerf tot ftrenge geesfels gebruikt worden.
Ik heb meer dan eens de grootfte verwoestingen
, door dit ongedierte aangeregt, met
ontzetting in Noordholland b e fch o uw d ------
De Veldrauizen zyn grooter dan de Huis-
muizen, dikker van k o p , korter van ftaart,
met hair b e z e t , zwart van rug, met vuil
geel gemengd, donker grys van b u ik , leevende
op het land ; doch haare nesten zyn
onder den grond , daar z y de wortels van
de Graanen en ’ t Gras a f knabbelen. Men
vindt er van allerleie Koleuren , zelfs bonten
, doch meest gryzen. In groote menigte
zynde,•zwemmen z y , dikwerf, in ftil weder',
zéer geregeld , (want golven doen hen
omkomen) by geheele troepen, over een
klein gedeelte der Zuiderzee , o f uit Noordholland
over ’ t Y naar Amfterdam, om elders
voedfel te zoeken.
V . Hoe is ’ t mogelyk , dat z y zieh , zo
onverwagt, in zulk een groot aantal vertoonen
, en dikwerf even fchielyk verdwynen ?
A. Z y teelen ongelooflyk f te r k ,v o o r t , en ,
elkander verflindende, verdwynen ze even
ras. Ware dit zo niet van den goeden
Schepper beftemd, er zo geen kans z y n ,
om ze uit te roeien: nu beftaan z y meestal
in dezelfde menigte. Zagte winters geeven
dikmaals aanleiding tot derzelver ver-
menigvuldiging :■ des de koude voordeelig is ,
om
%
' . f t '
j I ' , '
T , i
a :
' : T 1
: f ' f t !
.I K-
"■ I
Í . '
¡' ■ .
! : f- .
í:
"
A