
'i. ú i-
77. r.
t f'
. n ,, 1
t • '
'1
Af
3 0 0 PR A A T EN DER VOGELEN.
reden van te geeven , dan deeze , om , naa*
rnelyk , de Dieren , die nader dan de Yo?
gelen aan den Mensch komen , en door de
Spraak te zeer in heerlykheid zouden toe?
nepmen, op eenen verreij afftand van den
Mensch te houden , en derzelver groote min?
derheid aan te tooijen.
V. Waarvan hangt het al o f niet fpree?
ken der Vogelen a f ?
A. Vfin hunne Bekken ! De Rave heeft
cene fchorre Stem , die , vranneer hy p ra a t,
als de Bas by de overige geluiden kan aan-
gcmerkt worden — de Markolf praat alles
na ------ de Spraak van de Aakfter en
de Spreeuw komt hec naafte aan de ftem
van den Mensch , ten z y men die eere aan
den Goudvink moet geeven. Een aanzienlyk
Man hier in de b u u r t , heeft zulk een V o g
e lt je , eenige jaaren J a n g , gehad. Wan?
neer dat lieve Goudvinkje zyn geleerd deunt-
je zou opzingen , klapwiekte het alvoorens
met zyne vle rk je s , en fprak dan deeze ze ven
Woorden duidelyk u i t : f a wakker, myii,
mannetje , fa wakker dan ! verfcheiden' reizen
zelfs die herhaalende, eer het zypen zang
aanhefte. De liefiyke Taal en de fchoone
Zang van dit bekoorlyk Vogeltje verrukten ,
gelyk g y denken k u n t, e lk , die het hoorde.
V, G y vervoert my tot eene gelyke verrukking
door dit fraai geval. . . , Daar vUegen
ft
W I E L E W A A L . 301
gen twee anderen , hoe heet men z e , de
één is verwonderlyk fchoon V
A. De eerfte is de zo genoemde noote-
kraaker , die , nevens de Aakfters en Gas-
yen , voorraad opdoet tegen den winter.
Slaa , ‘ by gelegenheid, acht' op deezen Vo-'
gel. Wanneer hy eene Noot uit zyne voor-
raadkamer h a alt, o f ergens v in d t , ze t hy
dezelve , in eene fpleet o f fcheur van
eenen B o om , wél v a s t , en zal er met den
bek zo lang opkioppen, tot dat de Dop
breekt. Hy woont in de gaten der Boomen,
eh , wanneer hy er één te wyd v in d t , metze
lt hy het zeer behendig met klai toe ,
laatende maar eenfe kleine opening tot den
uit- en ingang ------- —“ “ — o w D e andere fchoone
Vogel zal U door drie byzonderheden zeer
bekooren. ß Is een w i e l e w a a l , d ie , in
fchoonheid van beider goudgeel en zwart-
b o n t , naar den prys , van eenen der fraaifte
Vogelen in de ganfche Waereld te zyn , kan
dingen. Het Mannetje ' fchictert als goud ,
waarby het zwart van de wieken en van
den ftaart heerlyk affteekt. Zyn geluid is
w e l geen z a n g , egter zeer fraai door aaneen
gevoegde fchelle klanken. Het W y f je is
boven bruin geelagtig groen , onder vuilwit,
Hun N e s t , hangende tusfchen twee.takken
van Boomen, o f in een mikje, zweevende
dus in de lu c h t , om voor vyailden vr^y te
biy-
4 ■!
1 ! *
1