
m e t'd e z e lv en , die daarom fchuins naar ag.
teren ftaan, op den grond. Zeg my nu ,
is niet dit Zeediertje van een keurig niaak-
f e l , met verrukkende Schoonheden verfierd,
waaraan de Schepper de ontbreekende voeten
op eene aartige w y ze heeft weeten te ve rgoeden'?
Ik zal het U ftraks laaten zien.
V, Het laatfte ftem ik volkomen toe. Zeg
ray meer van zulke Zcediertjes?
A. Ik zal een ander noemen , dat het te-
gengeftelde vertoont! De z e e k w a l heeft men
vo o r een uitwerpfel van de Zee aangezien.
G y zoudt ze ook , g e lo o f i k , haar wél be-
tiende , in den eerften opilag daarvoor houden
, en den naam van een Dier onwaardig
keuren : n ie t-te min is . het een volmaakt en
zeer fraai zamengefteld P i e r , weiks Leden zo
konftig aaneen verbonden , zo menigvuldig ea
doorfchynend zyn , dat het een voornaara
Wonder der Scheppinge mag geheeten worden,
V . Hoe zo ?
A . Het Lichaam beftaat uit veele CirkCls ,
door welken veele Dwarsftreepen loopen , die
fpiervezelig zyn ; des kan het Dier zich omwenden
, uitzetten, inkrimpen , zagtjes voort-
zwemmen, en des noods fchielyk zinken.
D e buitenfte Ränd des lichaams is bezet met
een oneindig getal Grypers , die niet meer
dan dc dikté van één hair hebben , uit Rin-
getjes zamengefteld , waardoor het Dier dezelven
kan verlengen, om zyn aas te grypen.
D q
Öe vier D e e len , die het kruis des lichaamá
uitmaaken, en melkagtig wit zyn , kan het
ook vernaauwen en verwyden. Vo o r het
overige is het Dier doorfchynend, ß geen
niet toelaat er meer van te zeggen. Alleen
ziet men , in ß midden van ß l y f , eenen
bruinen C irk e l, en dan noch twaalf grootö
en zo veele kleine V ak k en, met ftrecpea
onderfeheiden, zynde de bovenfte opper-*
Vlakte effen en glad,
V, Wie zou dit voor eCn Dier aanzien ?
A. En wie zou g elooven, dat men deeze
Dieren van allerleie Koleuren vindt ? O f
moeten alle Dieren de gedaante van Paar*
d en , Osfen en Koeien hebben ? Zou daü
de groote Schepping häare volmaaktheid be*
reiken kunnen ? Elke oord der Waereld
moet zyne eigen Schepfelen hebben.
V . Verder.
A. Laat my U eeri derde noeffien, daf
van de twee voorigen miet minder ver*
fchilt. D e ‘ ze eklit , o f anders zEEäppEL,
z e e c g e l , wegens de gelykvormige gcdaaa-
te geheeten , is een harde .ronde böl , o f
fcha al, als een A p p e l, ondef p la c , uit*
wendig overal met kleine Knobbeltjes be*
z e t , verdeeld in tien gejykzydige Driehoe-
ken , die met den ftompen voet beneden,
doch met den fcherpen hoek boven in
den kruin eindigen. V y f deezer Driehoeken
zyn grooter dan de v y f anderen; doch elfe
t y f -
-m