
M 7
II. ii i
I ' l
p -i
ij'1
' I :
7I I ,‘.'®"'
\a , 1 : '!
m ß ff 1 j
i l !" T f
Fv\ ' r
4 2 6
die van dit ^ee-Vischje,, met de Oogzenu-
w e n , vertoonende een bosje V e z e len , in het
agterdeel des Qogs verwonderlyk gefchikt ,
door bet Microscoop befchouwd , aanbiddende
de Wysheid, des Scheppers , die hie?
piet weinig wordt opgeluisterd.
V . Die hier niet weinig wordt Qpgeluia-
terd 1 . . . . Hoe dat ?
A. Daar de Garnaaten, eene fmaakelyke
fpyze voor de Z ee -V is fchen, aan duizend
•gevaaren bloot ftaan, welken z y , /wedrloos,
zynde , niet gemakkelyk, zouden ontkomen ,
zo heeft de w y ze Heer der Natuur aan dezelven
die duizend, Oogen g ege even, om
v r o e g , a lle s , en van dlie kanten te kunnen
zien , en , is ’er ge.va,ar pp handen , . de vlugt
?e neemen. ' "
V . Laat myne. verwondering niet eindigen,
laat myne aanbidding van den 4 Hemelfchea
Weldoener voortduuren !.i
A. Kan dat niet :gefchieden, ' wanneer ik
hier eindige, na H zo veel van dp Schepfelen
der Zee gezegd te hebben ?
V . Uwer goedheid , die jegens my in ’ t
gegeeven Onderwys zo groot .is .. geweest ,
mag misfchien ditmaal niets meer gevergd
Wörden. Mogelyk is; er ook :„niets myner
verdere. opmerking waardig.
A. Ik zal.U:,alleen op het iaatfte antwoori
den. A l leefden ,wy noch tien: duizend fia-
r e n , er zou geen einde komen aan ftoffe
tot
¥• fi M p I S .
' tpt nieuwe Befpiegelingen. Ik w y z e O ah
leen den weg , om , zonder my , verder tp
geraaken in dp kennis der Scheppipge. L)aat
ik egter uwe leerzugt zie voortduuren , zal
ik U noch leiden tot eenige andere Dieren,
dip. zieh o f in de Zee onthouden , o f die
g y , op ’ t Strand wundelendc , telkens zült
zien liggen , in welken het niet erkennen van
de Magt en Wysheid ,van den Heer der Na?,
tuur ü tot eene pneere zou zyn.
V. Gaa bid ik IJ dan y o o r t !
A. Laat my , e e r s t , aan een fchoon Pierft
j e , d a t , zo wel als de Vogelen , met IÍ0-
íeuren pronkt , gedenken. D e z e e m u i s , zp
geheeten wegens haaren fpitfen K o p ,,y ;e g en §
hairig en eirond lichaam, ' waarin z y de Land*
Muizen evenaart, zynde zes o f zeven duimen
lang , cn anderhalven b re ed , heefc eene
taaie H u id ; doch is verfierd, midden op.
den rug, met eene ’menigte-ongemeene fyn e
gekrulde Hairtjes , als floszyde, Beide zyden
zyn 5 een vingcr b re ed , bezet met dunne.
overglanzige lange ifah'un, die altpos de
heerlykfte Koleuren , welken men bedenken
kan , in de oogen doen fchitteren. D e buik
heefc tweeendertig T e p e ls , waaruit dikke.
ftevige borstels voortkomen , ten getale van
drie duizend zes honderd en agtenveertig, welken
het Dier zo kan intrekken , dat men er
de pun t jes maar van z i e t , e n , verlengd
zynde , kruipt h e t , geene poptBb hebbende;
met
í l
tel
m