
■ft i '
" i ' 1 > "
"l! i Î I
I ‘ I '
248 K A L K Ô, N.
agttien groote Pennen, die h y , vertoornd
z y n d e , o p ze t;- en de tweede uit kleinere,
die hy horizontaal draagt — Voorts flaat
hy onderfeheiden’ Toonen , en heeft ver-,
fchillende Stcmbuigingen — — D e gang is
lamgzaara — - Zyne vlugt zwaar ----- H y
flokt fteentjes in , gelyk de Hoenderen,
en de fterke fpys vermaalende Maag oeLent
op dezelve eene kragt van meer dan vier
honderd en. zeven'e'ndertig ponden, pm, was ’ t
mog e lyk , die te verteeren : z y dienen alleen
, pm het ander voedfel te helpen ver-,
maaien --—- D e Landlieden in de Betuwe
houden er v e e len , om er Holland van te
voorzien : want ze zyn vruchtbaar , en le yeren
veele jonge lekkere KaJkoenen, die
men daar zonder veele kosten kan houden ;
w y l ze van den afval der Graanen g evoed ,
en in ’ t najaar op de afgemaaide, Tarwlan-
den gejaagd worden, om de verlooren’ airen
pp te zamelen, cn te eeten. Z y hpuden
z e p o k , o,m ze , eenige keeren agter el-,
kander , Hoenderëierçn te laaten uitbroeien ,
met welker Kiekens men handeJ d ry ft ; doch
to t dit geweldadig broeien moet men de
Kplkoençn met gevyeld dwingen, en hen pn-
det eene tobbe in ’ t duistere, zetten.
y . T k ken- het raalfche Vleesch,, deeze?.
iopge, Vpgelep, en moet my oyer den grop-
yp.ortaad 'en de yerfchillende fpyzen.,
w a t e k v o g e l e h . 2 4 s
^ie de Schepper voor onte tafels. verzptgt ,
verwonderen.
A. Uwe aanmerking is bihyk ! Laat on?
nu voortgaan. W y komen daar aan V y vers ,
die ons nieuwe „Befpiegelingen zullen aan-,
bieden. Onze w a t e r v o g e l e n , waarin gy ee?
ne zo zeer verfchillende Schepping ontdek?
ken zult , willen ons andere byzonderheden
vertoonen. Hun Lichaams maakfel ftemt vol?
komen overeen met den nooddruft deezer
Vogelen Ei ! let eens op deeze vpL
gende fraaiheden. Het Onderlyf is breed
gevormd , om regt op het water te kunnen
liggen : de Borst en de Buik zyn ongemeen
wé l en dik voorzien van. Dons en Vede*
ren : de Borst v o o r a l, vermits anders- ds
ftroQin, daar telkens tegen bo tzen de , eene
verfchrikkelyke , laat ik zeggen , eene on-,
draaglyke koude aan den Vo g el zou geeven i
de Buik o o k , om dat dit deel altyd op het
water lig t, ’ t geen den V o g e l, zonder warm
dekfel , geheel zpu doen yerkouden — —;
De Pooten ftaan veel verder naar het ag-
t e r ly f , op dat de Vogel zieh in ’ t water
zou kunnen pprigten. - — D e Vleugelen
zyn kort , om z e , onder het o p r ig tcn ,
pver. het water te kunnen uitbreiden
P e Klaauw-en der pooten zyn met vliezen
aaneen gehegt , om te kunnen zwemmen,
en J by het oprigten, met dezelven pp het
Q 5 wa?
t X ;
. J ft.
i : JÌ
-