
AI ‘illil .
'M
41
A i
A 'A
' :»
Tî î
: Al
i i A ' j î
;i
M A fA
i i i i
1 : ®' ï f
I Z i e e k h o o r n .
A. Een ander lie f Bee stje, d a t , hier en
in grooter menigte buiccn Zutphen , zicb in
de Boomen ophoudt, de e e k h o o r n geheten ,
wat grooter dan een W e z e l ; een regt waag-
halsje, fpringende, zonder fchroom, van den
eenen tak op den anderen. De Schepper,
die het Diertje tot dit einde heeft gefchikt ,
naainelyk, om op de Boomen, waar het zyn
voedfel v in d t, en niet op den grand te leeven
, h e e f t , om het voor aile ongelukken
van vallen te behoeden , deszelfs pooten niet '
alleen zo geformeerd , dat het beter kan
klauteren dan loopen ; maar oqk , om de
moeite van voort te wandelen , te fpaaren ,
en meer buiten gevaar van aile Roofvogeleô
en Dieren te zyn , welken het als een lek*
ker beetje beminnen , aan hetzelve een ligt
lichaam en iterke agterpooten gege even , om.
yerre fprongen te kunnen d oen, nevens eenen
breeden fta a r t, om den fprgng wél te
beftieren, en voor fchielyk ncêrvallen bewaard
te worden. D e Eekhoorn behoort tot
die Dieren , die voorzigtigheids genoeg heb-
feen , om voorraad op te leggen tegen den
w in te r , brengende tot dat einde in eenen
ledigen nest , o f in eenen hollen boom ,
ekels , nobten en andere vruchten. Den
n e s t , waarin het woont en ila ap t, overdekt
het met eene lu iffe l, om tegens den regen,
hefchut, te zyn. D it Dier begeeft zieh fomtyds
E G E i .
fyds te w a té r , en z o e k t , wanneer hét over
eefte Rivier wil komen , een ftuk houts toE
een Schip, dat beftierende door het draaien
van zynen ftaart, waar het wil zyn. Z y gebruiken
egter niet altyd dit middel, om
over een W ater te komen. Op het fchoone
Landgoed , de Poli geheten j buiten deeze
Stad aan den Veluwe-Zoom gelegén , is een
Eilandje , vanwaar men , in den laatften Z o mer
, de overzwemmende Eekhoorns rykely*
ke Tienden der vruchten heeft zien haalen.
V . D e Wysheid des Scheppers in dit lieve
Beestje bekoort my meer , dan het gehuil
van W olv en en Vosfen , íneer dan de die*
veryen van Bontféms en Weze ls , meer
dan het fraaie kostbaare bont der Herme-
lynen.
A. Elk Dier heeft zyné noodigé fioedanig*
heden tot den ftaat, waartoe hét beftemd is .
D e Allerhoogfte is over&l dezelfde ; hoéweí
hy zyne gaavén , zelfs in de Dieren , ver-
fcheidenlyk u k d e e lt : dan , indién g y gezec
z y t , oai U met fraaie en zonderlinge eigenfchappen
in Dieren te verlustigen , wil ik
noch eenige anderen van zulke foort onder
uw oog brengen.
V. Zyn er dan zodanigen noch meer ?
A. Z y zyn er ! Het kon gebeuren, dat
w y in onze wandeling eenen e g e l ontmoet-
esn , die indedaad de zigtbasrfte merktekenen
] i l ,
a ) ^
>.3
iii ^