
I
3 6 d r i f t e n d e r d i e r e n .
tekenis deezes woords , dat is , onverahderl^-
ke neigingen tot bereiking van hun byzondef
d o e l, en in wielereurige , zo genoemd naar
de werking van hunnen wil , als blydfchap ,
d ro e f heid , liefde , vrees , toorn , nyd , ja-
loeischheid , die w y , vo o ra f in de viervoetige
Dieren, duidelyk ontdekken ------ ook
tw y fe l ik niet (hiertoe geleid door eene
langduurige Waarneeming omtrent myne
Goudvisfchen) o f deezen hebben ook Dr iften
J doch mogelyk in eenen minderen trap
En , eindelyk , de daaden , die de
Dieren bedryven , doen z y naar hunhen zin*
nelyken lust o f o n lu s t, bygevolg wel uit
een ongedwongen b eginfe l, maar niet met
eene redelyke vryheid.
' V . Wa t befluit prekt g y nu uit deeze tien
Waarneemingen ?
A . Dat z y geen werk zyn van cen bloot
Lichaam; dat egter de Dieren geene Reden o f
de Vermögens van den Mensch hebben, die opz
e tte ly k , om onzen w ille , van den Schepper
hun onthouden zyn : want waren z y daar
mede begaafd, welk eene allerverfchrikkelyk-
ite verwarring zou ’er tusfchen ons en hen
ontftaan. Het gebeurt egter , dat z y aaümer-
kelyke dingen bedryven , by voorbeeld , het
vo lgen d e , ß geen vóór eenige jaaren , te
Leiden voorviel. Een Heer zynen Hond ge.
leerd hebbende, ’s winters T u r f aan den
haard
D R l F T E N D E R DI E R E N. 57
haard te brengen ’'«eee: onverwag'- ■ «rao^
- T t welk genodigd zynde te
gaan z itten , zo belastte hy den Hond, T u r f
te haalen van den zolder. Het bee,s,t , dit
bevel gekreegen hebbende, zag daarop het
gezeeten Gezelfchap aan ; e n , tevwyl z y n
Meester aan hetzelve de aangeleerde konst
van zynen Hond verhaalde , ging deeze naar-
b o v en ; doeb kwam niet ten eerftdn weder-
Dit deedt het gezelfchap het zeggen van
den Heer verdenken , en de nu agterblyven-
de konst van het Dier belaggen., Hiermede;
bezi'g ,■ hoordc men een geweldig gedruis op
de trappen, waar m en , heen, vliegende,
eene menigte T u r v e n ,. onder op den- grond
afgerold , ontdekte , die de Hond nu afko -
mende , ¿¿n voor ¿bn ,7 opnam , en aan het
vuur bragt. D e Meid-, die , to e v a llig , bo*
ven aan den eenen kant des zoldcrs was.,
toen de Hond daar kwam-, verklaarde , dat
het Dier , als berekend-hebbende , hoe groot
het vuur moest zyn voor een zo talryk Ge«,
ze lfch ap , en hoeveel moeite het zou kos.»
ten , den eenen T u r f na den anderen van?
boven te haalen , gelyk het anders gewooa
w a s , öp den zolder even aan de trap ,
eerst veele- Turven gedragen en daarna op,-i
een geftapeld h ad t, waarna het dezelven , allen
tfr gelyk , van boven nediv hadt, geftoo-
ten , o-m dus zynen p lig t , en 4ien egter nieft
C 3
- r ,
■ ' ■
u
ii