
l¥V'#ÍF^
JJ
»Sí
[5\
h
i
|1 I
4 6 D R I F T E N D E R D I E R E -N.
de V o g e len , naamlyk van h'et Mannetje tot
het W y f j e , en van de beide Ouden tot
de jon g en , b ly ft n ie t 'la n g e r , dan tot dat
de jongen volwasfen z y n ; o f ze duurt
Voort , - wanneer z y op nieuw paaren ----- -
D e Liefde der Viervoetigen , by voorb eeld,
van den Hengst tot de M e r r ie , houdt niet
langer ftand , dan de tyd der koppeling
d u u r t , om dat de Merrie en het Veulen
de zorg van den Hengß kunnen misfen , en
hy elders in zynes Meesters dienst gebruikt
inoet worden ------ De Driften van T o orn ,
wanneer men ze Haat, kunt gy in elk
Dier opmcrken: die van D ro e f heid en B lyd fchap
befpeurt g y in den Hond , als g y ,
iiitgaande , hem medeneemt , o f als hy
Thuis moet blyven ------ Jaloerschheid is huii
ook eigen , waarvan ik een ongemeen bewys
in Vogelen gezien heb. T e Leiden ftudee-
rende, hadt ik , op myne kamer, twee lieflyk
zingende Sysjes , my gegeeven door wylen
den Heer p a e ie r , in leven Hoogleeraar in
de Godgeleerdheid te ’s Hertogen - B o s ch ,
d ie , eenigen tyd daarna, in derzelver plaats
kogt twee fchelzingende Canary -Vogeltjes j,
Vrelken hy , op eene andere kamer , in het-
¿elfde huis , waar w y woonden , hing. Myne
S y s je s , tegen zulke medezangers niet v e r mögende
, verflaauwden op den eerften dag
in hlinnbn z a n g , zweegen op den tweed
e n ,
D R I F T E N DER DI EREN. ' 4 7
den , en ftierven van hartzeer op' den derden
dag ------' Voorts moet men opinerken
, dat de Konst-. en " de Wiiiekeurige
Driften in dezelfde foort van Dieren niet
even groot z y n ; z y verfchillen even gelyk
die der Menfchen. Men kan den eenen
Hond zeer gemakkelyk leeren ; doch eenen
anderen van het zelfde ras zal men dikwerf
onhandelbaar , en onleerzaam vinden.
V . En nog gelooft g y , in weerwil van
z o uitmuntende hoedanigheden , dat de Dieren
onredelyk zyn ?
A. Moet ik n ie t , en zult g y niet met
my hierin eensgezind worden , wanneer g y
de volgende zaaken overweegt ? Redenerea
z y aanftonds uit de ondervinding ? Overden-
ken z y middelen ter uitvindinge ? Komen z y
ooit tot eene algemeene en duidelyke kennis
, tot de vatbaarheid van T a a len , yaa
taet oordeel te fpreeken, o f tòt andere
Weetenfchappen ? Zouden z y , met Redea
begaafd, zo eenvoudig, d om , en onkun-
dig b ly v e n , en zieh door hunne eigea’
driften laaten misleiden ? Broeidt en kipt
niet eene Hen een ftuk K r y t , in plaats van
het waare Ei , in den nest gelegd ? Z ou den
de Infeßen meer verftand , hebben , daa
de voikomenfte Dieren ; z y , die geringer
zyn en korter leeven , meer dan de vol-
maaktere ? Verbeteren de Dieren hunne
Kons-
.'r i I
I k n .
x ; /
l! f