
i
► i
U' {
|N I
¡1
US
il i
372 O R N H A ft
ontkomen; hy zou alles verilinden: maif,
nu is de Mond onder den bek geplaatst ;
en het grypen der Visfchen „valt, hem hierdoor
zo moeilyk , dat duizenden zyn geweld
ontkomen. » . . . . . Straks zal ik de, A c s ,
waarin de Visch z i t , haalen, om U dit
wonder te toonen. .' . . . Dan , dat nog
vreemder lu id t, hy doet onzen Visfcheren
in cle f Noordzee een vo o rd e e l, het geen
niet min verbaazend is. Daar zieh vertoonende
, gelyk onze Jagthonden op de beiden
, die het wild vóór ons opdoen , en naar
ons toe jagen ; zo dryven deeze Visfchen
geheele fchoolen van fiaringen uit het diepe
water naar de Havens van de Noord-
fche K u s t , ,nr,ar die van Etìgeland , en naar
onze Zuiderzee. Gevangen is by wel eene
d ro o g e , doch eetbaare fpyze. Z yn Lever
geeft eene vette tra an , en tot hoe veel
duizend gebruiken dient niet zyne harde
Huid? tot polysten van houtwerk, tot fchee-
den voor mesfen en degens , tot ’ t bekleeden
van kokers , ! horologiekasfen en derge-
lykeil. ^
V . Wie- zou zo veele gropte dienften van
éénen verilindenden Visch , . en tevens zulk
eene beteugeling tegens eene al te groote
verwoesting verwagt hebben !
. A. G y leert hier wederom, hoe dikwyls
de Schepper, door ééne z a a k , veele oogmerkea
I s c If 373
ken te gelyk weet te bereiken , zonder ooit
eenen grooten omilag te maaken, waar hy
met eene kleenheid alles kan verrigten. Herinner
33
33
U , wat ik v a n -de Eenvoudigheid in
de Schepping Ü gezegd heb.
V . „ Diepe Zeeen ! uwe Wateren verber-
„ gen’ nog , wie w e e t , hoe veele Wonderen
voor ons o o g ! De Godlyke Wysheid
„ woont niet alleen in de Schepfelen op de
” , Aarde! Die met fchepen ter zee af vaaren ,
” handel doende @p groote wateren , die zien de
„ werken des Heeren, en zyne wonderwerken
„ in de diepte. P f. C V I !. 2 3, 24.
A. T e r vermeerderinge van zulke billyke
verrukkingen/ zal ik , ' uit eenige hondeid
Visfchen van het allervreemdfte maakfel , die
zich in den wyden „„Oçeaan onthouden , alleen
éénen noemen, van eene wonderbaare
gedaante ; ook , hoewel zeldzaam , in onze
Z u id e r z e e v o o r k om e n d e . Ik b e d o e l d en z o n -
N E v is cH , die meer eenen afgehakten Kop
Tan eenen Viseh met twee Vinnen , dan
eenen geheelen Visch gelykt te zyn. L y f to '
Staart fchynen hem te ontbreeken. Hy maaKt
dus eene wonderbaare vertooning van eenen
jialven V is c h , en egter is hy een volkomen
Schepfel, zwemmende zeer fnel. E s pen
kleinen bek hebbende, kan hy geene
groote Visfchen aanranden ; des vergenoegt
hv zieh met te aaaeo op de kleinen.
. ' . A. a 3 V . Du&
I . ;
ff •<
- ÿ \ v
î;
¡ h
i t i •