
V H ' t
fil
* n\
r *
iioei
Zeg “ my , wat is hierin verkeerd?
V . Hier valt niets tegen in te brengen !
D a n , • welken zyn er m e e r , dan Zeeraaven ,
Meeuwen , Scholfers enz. ?
A . W is t ik , •'-dat g y , ’ s winters , onze
Sti-anden veel zoudt bezoeken , - en U in de
kennis. dier .Vogelen oefenen , zou ik mÿ
langer daar . mede ophouden dan , nadien
het: een Len ander , van dit ftuk g e z e g d , o f
nog te zeggen , U aanleiding genoeg tot
verdere .: Befchouwingen kan geeven , willen
w y ons liever wenden tot dc Vaderlandfche
Vogelen . die: in de Bosfchen dagelyks voorkomen
, en daarna die geenen bezien , we lken
zieh in onze Velden ophouden. W y
kunnen onze wandeling daarnaar inrigten. Begeeven
4 w y ons andermaal naar het Sourenfche
W o u d , waar w y er veelen zullen vin-
d e n , fchaadelyke en onfchaadelyke, fraaie
en »zelfs verrukkeiyk modie Vogelen.
, V . ROOFVOGELEN zullen dan doch onver-
diend , onze eerfte ; aandagt wekken ?
j A . '¡ W a t is ér ‘ aan geleegeri V dat deezen
o f geenen den voorrang hebben ? Zullen w y
de Roofvogelen over het .Hoofd ' zien , omirent
: welken “ de Regeerder der * Waereld
ze e r “ opmerkelyke goede .voorzorgen , öm on-
izen ■ Wille» gedraagen heeft ? 'Heb ik niet
reeds l gezegd f t / b f m o e t, ik 1U nu zeggen ,
dat H y hun de : w e t h e e ft' gezet van niet
- . ‘4 fterk
fterk voort te teelen — dat men ze
deswege nooit by troepen ziet vliegen -— - ‘
dat ze bygevolg overal weinig in getal
z y n — — en dat z y , om niet geheel van
leant te raaken , lang kunnen v a s ten , wanneer
z y geen voedfel vinden ; en , dat vindende
, zo veel e e ten , dat z;^ er een geruimen
tyd genoeg aan hebben ? Het eerfte
verhindert h u n , ons veel te befchadigen,
en het ander houdt hun ras in ftand, ß
welk anders al overlang zou uitgeroeid zyn.
He t is ondertusfchen opmerkelyk, dat’ de
W y fje s der Roofvogelen grooter , ftoutmoed
ig e r , en listiger zyn dan de Mannetjes;
doch dat z y 3 gevangen-zynde , deeze hoedanigheden
verliezen.
' V . W elke Roofvogelen valt hier te ontdekken
?
A. Ik weet n ie t , o f het ons n u , by dee.
z e wandeling , gelukken zal 'den gemeeneà
ligt bruinen AREND t e ’ zien , die anders,
hier en hier omftreeks naar den Ysfe l heen
e n , voorkomt Verwonder ü over
eenen V o g e l , drie voeten lang ; met uitgebreide
VIerken van ‘ zes voeten ; met fterke
Pooten en verfchrikkelyke K la a uw en , vo l
k ra g ts ; een Vo g el van eene grootfche houding
; van vast Vleesch en harde Beenderen
; fcherp van g e z ig t , ontembaar , g u lz ig ,
byna onverzadelyk; kunnende la n g 'v a s te n ,
R a w y l
;r y
r t
T I :
Pt