
a il ,
1 2 6 E U
riéii vari de Wysheid en Z d ig des ÁÍtnágtL
gen vertoont. Naardien er mogelyk geen Dier
is i dat minder leed kan doen , dan de Egehj
heeft het den Schepper behaagd ¿ zoí-g té
draagen j dat een zo onnoozel en onbefcha-
digend Schepfel ook v ry zou z y p voor de
ruwe aanvallen van andere Dieren. Vrees;
agtig en , ílim i dog log zynde ^ en geeft
Vyand kunnende ontloopen, i§ het met fcher;
pe witte Pinnen , met bruin gemengeld ¿ gewapend.
Vervolgd zyndci eri niet kunnende
öntvlügtcri, haalc het den Kop en de Poo;
ten iri , die nevens den buik en den ííaart
alicen met een withairig bekleedfel zyn be;
d e k t .- het maakt zieh dus door het inhaaleii
dier deelen bolrond ¡ en ze t zyne ílekeJs ¡
ivaarmede de rug alleen bezet is , zodanig
o p , dat» men het niet kan aanraaken zonder
zieh te bezeeren ^ blyvende in die gedaan;
te ílil liggen ^ zo dat men het voor dood
zoü houden. Het gevaar over zynde ¿ reké
het zieh lang u i t , en dan ziet men weer
den K o p , het L y f en de Pooten. Een ander
nuttig gebruik maakt hfet van zyne Pinnen;
Vruchten onder de boomen vindende, role
het zieh op den grond over dezelven j z o
dat z y er aan blyVen íle eken, die het daarop
náar zyn hol brengt: anders kláutert h e t,
s riagts, op de boomen , öm de vruchten
a f te plukken; d o c h , die niet vindende,
leefe
H A A S » i a y
Ite ft het vän W o r te ls , Kruideri eh Törrcn;
Het woont in de kreupelbosfchen , en in dd
ruigte onder de haagen; en verbergt zieh , ’ s
winters , onder de boombladeren en mosch ,
o f fchuilt in holle boomen , lang flaapende
zonder eeten; Deszelfs Pinnen dienen ons
to t verfcheiden’ gebruiken.
V . We lk een g eb laf van Horideh höörett
w y aan die zyde van ’ t Bosch ? Laat ons
eenige haastige ftappen doen , mogelyk zien
w y daar eene jagt»
A. Gaarne geef ik Ü dät Vetmaak ! G y
z ie t daar indedaad, beneden in de vlakke
H e i , eenen H A A S , vervolgd door Windhon*
den; L e t op het hittig jagen der laatften *
en op den y v e r van hec angftig D ie r , om
het gevaar te ontkomeri;
V . Zeg my eenige hoedanigheden d# hut*
tigheden van dit Dier , gelyk g y van de an*
deren gedaan h e b t , om ook daarin [denzelfden
wyzen Schepper te kunnen vinden;
A. Hoe gaarne voldoe ik uwer toenee*
mende leergierigheid ! D e Haas heeft groote
uitpuilende oogen ontvangen, om den minften
onraad, van agteren zo wel als van
vooren , te kunnen merken: w an t, weerloos
en oDgewapend z y n d e , beftaat deszelfs be*
houdenis alleen in de vlugt; Een' klein
Hoofd , ’E geen dit onbelemmerd uitzigt be-
gunftigc ; een vermögen om met geheel o f
half
"Lift" I
T j Al
A