
i
Hs
,,i,í
í ' ¡
4P ■
256 S P R E E U w.
gel en den Na g te ga a l, o f liever tusfchen
- hem en alie de anderen , die ons ten
vermaakc ílrekken ! W y hebben hier , meen
i k , met meer dan deezen éénen V o g e i , die
een treurend geluid íla a t , en ohs tot droefheid
fchynt te willen beweegen ?
A. Verfcheidenheid in alles verheerlykt
de Schepping ! D e Tortelduiven beminnen
mees tal, gelyk Lieden , die bedroefd zyn ,
eenzaame plaatzen , nevens donkere en koele
Bosfchen : egter nestelen z y ook in de
Boomen der Hollandfche -Steden , en fch y nen
dus daar wat gezelliger. Voorheen heb
ik ze , ja a r lyk s , in de Boomen der fchoone
Leidfche gragten gevonden , en z y zyn er
nog. D e myn en, die g y daar z i e t , behooren
tot de gekraagden, dat i s , to t de
andere foort , die door een zwart Bandje
aan den h a ls , o f door een Kraagje onderfeheiden
zyn.
V . Hoeveel vrolyker is dat Vogeltje , ß
welk daar op ß dak van uw Huis zit
t« zingen ?
A. G y meent die s p r e e u v / , met gloeiende
zwarte koleuren , en eenen purpergroenen
weerfchyn boven op de b o r s t , die zieh in
Gelderland in de Bosfehen en Boomen ophouden
: doch by honderdduizenden onder
de pannedaken der Noordhollandfche W o o ningen
broeien, en de Jongen daarna naar
ß veld
S P R E E U Wi M Ü S C M. ^3?
il ,
ß veld geleiden; G y kunt ze d aa r, in de
zomerfche A vo n d en , by heele fchoolen in
de Lucht zien vliegen , in zulk eene menigte
, dat ze fomtyds eene donkere W o lk
fchynen te z y n , maakende een aartig ge-
fchreeuw , telkens neêrvallende, en telkene
weêr opvliegende. Z y z in g e n , gelyk g y
w é l opmerkte, zeer v ro lyk , en kunnen ook
geleerd worden te klappen. Z y zyn mede
zeer moedig. Een Heer te Buikfloot zag
eens eene Spreeuw zieh tegens eene K a t
zo treflyk verdedigen j dat de laatfte v lu g ten
moest ; doch de al te zeer in den ftryd
gekwetfte Vogel beleefde zyne overwinning
niet lang. Hoe zagter onze Winters z y n ,
hoe meer er fchynen te blyven. In ß jaar
1 7 7 1 , bleeven z y in Noordholland tot den
vorst van January : dan , toen er in Maart
eene nieuwe feile koude opkwam , warea
z y genoodzaakt uit het veld te wyken , en
onder de luwte der Bocrenhuizen en Duinen
zieh te gaan verfchuilen. D e Schepper heeft
ons dit lieve Vogeltje g e g e e v en , om pns
van Ongedierte te entlasten , ß geen oiize
velden en boomen nadeel toebrengt.
V . Welken Gasten herbergt g y al meer ?
A. Gasten genoeg ! Zie daar ééne myner
tjilpende h u i s m u s s c h e n . Zo noem ik de-
zelven ter onderfcheidinge, zo van de Riet-
musch , d ie , in feet Riet woonende, hetz
e lv e
f t ' h l
v >
y j .
M M