
'H
daarvan affeewéekeri Is , : en elke den zynep
Ondcrfcheidenlyjk blyft timmeren ? Wie heeft
hun aangezegd, eene veilige plaats daartoe
te zoeken en te^ipden ? Wie hun geraaden ,
de zwaarfte enlruwe Üoffen van buiten ,
de zagtften van bihnep te gebruiken , en den
bodem der Nesten»met wqI en vederen te
beieggen ? En als zy' die niet kunnen krygen
, wie geeft dap der fehrandere en lief-
deryke Moeder in , zp veele vederen uit haare
borst te plukken , »als er noodig zyn ,
om dé zagtfte ligplaats voor de jongen toe
te flellen ? Wie zegt eenen Vogel aan,
dat hy den Nest op Sehoorfteenen e f op
toppen van Boomen ; den anderen , dat hy
denzelven in eenen Mik , op eenen Tak, in
eener hollen Boom, onder of tusfchen het
-Gras, tusfchen het Ri e t i n de Struiken,
of,.onder een Dak moet timmeren?
V. Nieuwe aartige verfchillen , die waar?
lyk verwondering verdienen >
' Ä. En niet minder de Nesten zelve ! Laat
my, uit veelen, ü éénen vertoonen. Gy
ontdekt, in deeze Plaat, drie Bladeren van
teenen Pompelmoesboom, los hangende aap
teénen ileel, rpnd geboogen , ß geen binnen
eene gropte holte maakt, en op twee plaat-
zep aan elkander gepaaid is ^Plaat 4.) Het
derde naaifel, de twee Bladeren agter aan-
€€P hte|tende, is Qpzigtbaar in de Tekening ,
doeh
',/• At;¿ .'V) A¿/eA>¡¿¿ isrfp'cwt /
iihoo)- < : < i A ¿ 7> Ch/iAy/i ¿n f
A<C
(^nmífc7Á¿Aüo>
íY/i’ i’ñyeHyíy/.>cVi/ii'/i /(
C7Í bc7c7/'/n tí
'A..... ’e/m í V. r
•cÁüA/eriA'
c lW í’/i