
i
1 9 4 p o ö t e n S n k ñ i e e ñ , d e SeMVo s e l e n . -
■ A. Zy; zouden 'ffanj- 'Zieh® ■Rillende opwippen
om te v lie g en j ;»niet van den grond kunnen
qpkomen ; ; maar met het voorilë deel
des Lichaains, ■' lie t ‘ welk »dn '»dat ' geval het
zwaarfte zou z^h , d a t - i s met de borst
tegen de aarde ® ftaan : ook »zouden ze zelfs
met twee Beenen niet regt op kunnen gaan»
Z y ftaan derhalVen;, ten b lfk e der hoogfte
Wysheid in . deeze Schepping ;■ agterwaards-
geboogen ; ' waardoor het agterfte deel dès
Vogels n e êrgednikt, en het Lichaam dus in
de volmaaktfte baiansq gebragt z y n d e , de
V o g e l regt op kan ftaan.' ; t • »
V . Ik ftaa verzet over zo veele proeven
eener hooge W y sh e id ! D a n , ik heb U zo
even van derzelver SJaapen booren "fpre'ekefi.
_,A. D e grond is ook reeds gelegd', om ü
dat te doen; begrypen. Z y ilaapeö dp Tak -
k e n , om geene prooi vän Roofdieren te w o r den.
Maar,' om dat z y hun Hoofd niet kunnen
ophouden o f los laaten neêr hangen,
buigen z y d;en Hals , en verbergen hetzeive ,
in de duisternis , ; onder eenen-der Vleugekn ,
waar het een-fteunpunt vindt. Düs wordt de
-zwaarte 5 die r anders naar vooren was , nu
agterwaards Ig eb ra g t, en de Vogeh kan ih
evenwigt blyven zitten , om dat die zwaarte
thans juist op het midden van de Klaauwen
•der Pooten valtT'; Z y rusten voorts met het
Borstbeen; op dèa tak , én eene P e e s ,,'J
SkENÖEREN De r v ö g e l e n . 19I
dé pööteii gaaiidé én ill de Vingeren eindi*
gend e, wordt nu door de zw a a r te , gelyk
ik zeide , - zo gefpännen ; dat de Klaauweii
f t y f om den tak knypen en fluiten.
V . Hoe klaar ligt hieriö de Wysheid vän
äeh grooten For meerder der Natüur , eri
hoe weinig wordt zy . er egter in gezien Í
He t minfte deel der Scheppinge is groot eri
yerwönderlyker !
A. Voorzeker gföoter eri vCrwondeiiyker ;
dan w y in den eerften opilag denken ; o f nä
de äaödagtigfte Befchouwing künneh bevatten!
V i ' W e e t ik nu alles van deeze Wysheid ;
die den Vo g el vormde ?
A. W y zyn mogelyk dwäas geriöeg gd-;«
Weest ; orá' dat te denken : d an; hoe groot
is dikwerf onze waan , eri hoe veel meeneö
Vry äl te kennen ; daar w y pas beginnen té
zierii Men zeide voorheen , de Beendereii
der Vogelen zyn fluitagtig h o l ; op dät z e ,
hier door ligter gemaakt; gemakkelyker zou*
den kunnen vliegen ; en deeze oplos fing;
dacht men ; was volledig;
V . is dit üiet wél beantwooi-d ?
A . Onlangs heeft een Vaderlandsch Hdog*
ieeraar , de beroemde campeU ; iets ontdekt;
dat men m og e lyk / federt de Schepping def
Vogelen ; niet geweeten ^ h e e f t ; naamelyk ;
dat de holle Be’enderen der Vogelen., die noeb
boog noch Jang agtereen vliegen ; gelyk dé
N s Hoen/
f îr»-
I
' 1, f e
' ( :
■ ' ■ \ I
! 1-'
5 :
VT
; r
/
t y,