
1 DI
i ill
A . Ik gaa dan over tot derzelver voedsEL,
en de verfchillende manier , om het magtig
te worden. Op nieuw zult gy hier onver*
wagte fchoone dingen aantreilen. E lk Dier
o f Vogel heeft eeneh mond o f bek ; ieder
foort den zynen , zo als die voor hun de
voegzaamfte is : hierom vindt men duizend
foorten van monden en bekken ------ Vee-i
l e n , die aanftonds den kost moeten gaan
zoeken , ontvangen de T anden, by hunne
geboorte van den S c h e p p e r Eenigen,
gelyk de Rupfen , zorgen voor haare nako-
melingen, en leggen daarom de Eieren op
die bladeren, welken ter fpyze zullen dienen
voor de jongen : anderen,' gelyk ik zo
even z e id e , flaapen, den winter o v e r , in
hoolen , en verzamelen deswege niets: eenc
derde foort maakt voorraadkameren , als de
Byen , W e sp en , Veldrotten , Muizen , eil
E ekhoorns: een vierde verlaat o n s , na een
kort v e rb ly f j en gaat den kost in andere
Landen en Zeeen zoeken, gelyk de T rek vo -
gelen , Trekvisfchen en eenige Infeßen ------
Ook zoeken dc Dieren verfchillende voed-
fels. D e ' Roofdieren onzes Vaderlands, als
W o lv en en V o s fe n , eeten v le c s c h ; anderen
, gelyk Otters en B e v e r s , worden door
visch gevoed : eenigen gelyk de Varkens ,
vallen zeer gulzig op alles a an : dan die
hoevca aau de pooten hebben, eetes g ra s ,
, feooi
feooi en koorn ; welke foort van Dieren de
tamfte en geineenzaamfte met de Menfchea
z yn : zeer geJukkig indedaad! want moesc
men Koeien en Paarden met vléesch o f
visch fp y z ig en , waar zou dat heenen ! En
van deeze laatften, die zieh met planten
vérgenoegen, kiezen fommigen het gras; anderen
vallen op vruchtboomen aan, -bf op
worreís , bladeren , fteelen , op ’t lichaam
der plant, op ’ t inerg, de zaaden, de vrucíi-
ten , o f óp de geheele p la n t , en elk w e e t ,
wat voor zieh best is. ß Is , in tusfchen,
een verwonderlyk w e r k , dat de tafel voor
driemaal honderd duizend foorten van Dieren
dagelykS gedekt fta a t, en dat z y allen ge-
fpysd Worden. Geen ééii wordt ’er van God
vergeeten. T e r eere van dit groot werk
Wordt er gezongen : Á lk r oogen wagten op u ^
en gy geeft hen haare fpyze t’zyner tyd. Gy
doet uwe h&nd open , en verzadigt al wat daar
leeft naar üw welbehagen. Ps. C X L V : 1 5 , kJ.
En de aanbiddelyke Je sü s wilde ook niet
nalaaten , ons oog daar heen te wyzen. Aan-
z ie t , zegc h y , de vogelen des hemels, dat zy
niet zaaien nog maaien , mg verzamelen iti
de fchaurenl eh uw hekelfche Hceier voedt
nogthans dezelve. Matth. V i: 26.
V . We lk ecrie vérfcheidénhéid in a t voedfel
zoeken der Dieren] 'Welk eene uitgebreidé
zorg van God v o o i Zo v e e le hongéfíge mon-
B ä. A . En