
1 1 k ' f » •
, ! ? ' l l »
' I
A r < ;
IÎ 1' ,
Iri 14 ‘V, ^ '1 ' '
P Ii i i ' > |!
r r rpi te
FT® I IÉIÎ:«
4ÏO ¡ÜT ÜER S -TRANDSCHÜLBEN.
pok in de Tuinpaden en Hennenhokken, zia-
delykheidshalven, worden geftrooid. Eene andere
foort w e rd t , oulings cn heden n o g ,
in menigte uit de Noordzee gehaald, vppr-
naamelyk van Petten , tot eene nuttigheid,
ëie gy niet raaden z u l t , ik meen , tot Kalk-
branden. De Noordhollandfche K e rk en , die
voor geene anderen onzes yaderlapds ip
grootheid en fchoonheid behoeven te zwig-,
çen , zyn van deeze Kalk gcbouwd. T u s fchen
de Steenvoegen ziet men n p g , hier
en d aa r , de ' onvergruisde Schulpjes zitten.
D e fchoone Groote Kerk van Zptphen, ep
de oude Stadsmuuren aldaar , tusfchen we lker
voegen men de Kalk fchynt gegooten ,
en dus de Steenen vastgemaakt te hebben
op eene ons onbekende w y z e ; doch 20 uitneemend
hegt , dat er de tegenwoordige
Konst voor zwigten moejt, ten z y de PJçer
EEDELYKHEID zync nlcuwc uitvinding, die
/ veel b e lo o f t , ons leere ; de gemelde Gebou-
w e n , zeg ik , zyn mede van die Kalk
gemaakt, en ongetwyfeld ook meer andere
Geftigten onzes Vaderlands, waaruit
w y z ien , dat onze Voorouders de waarde
yan deeze foort vän Kalk zeer wé l ken-,
den , en te regt boyen de vreemde waar^
dcerden.
V . Waar bereidt men noçh deeze foort
van Kalk ?
A. Im
NüT BER STRANBSCHÜLPEN. 4 I I
A . In Friesland, Zuid- en Noordholland
heeft men , tot dat einde , veele Kalkpvens ^
^es de Z e e , pok in dit o p z ig t, een ongeloofiyk
gropt voordeel aan ons Vaderland bezorgt»
V. W a t woont er in deeze Schulpjes,?
A. Deeze Strandfchulpjes worden van een
Vischje bewoond, dat wit van vleesch i s ,
hebbende twee effen gladde Luchtpypen , die
h e t , diep onder hec zand zittend e , v y f o f
2es duimen lang kan uitrekken , en by onraad
inhaalen. De Schulpjes zyn e ffen ,
glad , langwerpig , weinig uitgehold , p la t ,
wit- o f geelagtig van koleur , met blaaUwe,
graauwe o f roode ftreepjes in den omtrek ,
des men z c ook tot verfierfels kan bezigen,
Ik heb ‘ twee yerbeelde Bloemruikers, van
zulke en andere Schulpjes zo fraai gemaakt ,
dat ze honderd ducaaten waardig geacht mögen
worden , by éénen myner Vrienden , den
Herw, Heer koning in ’ s Haage , gezien.
V . O e s te r s , Mosfels en Zeefchulpen, zo,
nuttig tot V o e d fe l, tot Gen ez in g, tot Kalk-
branden , en tot Sieraad ! , . . , Hoe verändert
ook hier , door zulk eene Befchouwing,
bet anders woest gelaat der Zee ! Hoe talryk
zyn de Goedheden des wyzen Formeerders
pok in deezen! W y , die in ons Vaderland
geene Steenen uit den grond to t Kalkbran-
dingen kunnen graaven , en dus de Kalk , ten
duuren p r y z e , uit andere Landen moeten haalen
.