
» I 4 I
/ •4"
■■ h ., i '4 “
L ‘ ;
'■ I
' i
i ’
,■ ■ I ' <ll /■ !■. ■,.
i - 't 1 f,;, i'l 1 i
[' '1 1 I IT
. y •■
.4 I I
' f ■ I
' i i ' l
■ i' jI '
7 , Í
'■ "iT.
a ' ; x » ,
xi ;
u 1 L
bemerkt, en wel dat hy vast zit , roepfcn
2y dit met verheugde ilemmen elkanderen toe ,
waarop men befluit, hem eenen algemeenen
oorlog aan te doen. Zy; verzamelen
zieh derhalven, en vallen op hem aan met
een geweldig gefchreeuw. D e kleine lym*
ta k je s , aan de kruk g eh e g t, in het naderen
ziende , gaan z y , geen kwaad vermoeden*
d e , o f daarop zitten , om hem van naby te
bevegten ; o f raaken ze dezelven , in het
to e v liegen , met hunne vlerken aan; z y kleeven
aanftonds daaraan v a s t , e n , hier door
magteloos gemaakt , vallen ze op den grond
n e é r , en worden door den Vogelaar opge*
nomen en gevangen.
• V . Z ek e r ly k , a ls<de Uilen de al te ,g ro o te
vermenigvuldiging van Muizen en V o g e len
voorkömen, verdienen z y eer onze lo f
en lie fd e , dan onze verfmaading. D e Schepper
zorgt dus door zo veele Roofvogelen ,
door Uilen z e lf s , ten onzen beste.
A . Leer dus al meer uwe vooroordeelen
afleggen, en geenen Vogel der groote Schep-
ping fmaaden ! D a n , laat ons nu het Bosch
verlaaten , en naar huis keeren voorby dat
M e e r , en voorts door die A k k e r s , over
welken g y vanhier zulk een verrukkeiyk
fchoon gezigt hebt. W y zullen onder weg
nog wel iets aantreffen, dat de wandeling
veraangenaamen zal.
V . Daar
V A A k. 273
V . Daar is reeds, nu w y het hooge Woud
Ulttreden , gelegenheid toe ! Aan dat Meer
wandelen twee o i e v a a r s !
A. Ik verblyde my gelegenheid te vjnden j
om Ö eene nieuwe proef der diepe W y s heid
van onzen g o d in deezen Vogel tc
kunnen aanwyzen. Naderen w y ! ’ t Zyn mo-
gelyk de Ouden van den jon g en , die in
mynen h o f loopt ; z y kennen my
Merk o p , hoe zuiver zwart hunne fterke
Wieken en Slagpennen zyn , hoe zuiver wit
hun L y f. g o d wilde z e l f s , dat het oog
van JOB daarop zou vallen. Zyn van u de
vederen des oievaars ? vraagt H y. X X X IX .
i6 . H y is ook waarlyk een fehoone V o g e l,
deftig in zynen gang, hoog van P oo ten, om
dat hy de poelen moet doorwaaden, en lang
van B e k , om dat hy diep in den weeken
grond naar fpyze moet zoeken , o f onder ß
water visfchen: ook om die te reinigen van
ß al te groot getal van Kikvorfchen en ander
Ongedierte, welken h y , in den bek
niet naar huis kunnende draaagen, vooral zo
de vangst goed i s , in den krop laadt, en
op den nest komende, dezelven daaruit den
jongen voorwerpt ------ Hy is een Trek-
V o gH , die doorgaans in het midden vam
February k om t , en na het begin van Augustus
, omtrent den tienden, na de alge-
meene daartoe gehouden’ Vergadering, ver-
II. DEED, S
4 i