
: i 1
í ü l i
i I ' M
: 1 /.
- A. W y kunnen dit nu doen ! ,Zíe hier bui*>
ten myn Landhuis, aan de regterhand, ee-
n'j fchoone W e id e , en op geenen weg ver-
fcheiden’ onzer andere D ie ren , die - ook
meestal het lot ondérgaan van met een on-
verfchillig oog aanfchouwd te worden.
V . We lk is in uw oog het fchooníte van
alie onze Dieren ?
A. Buiten tw y fe l het p a a r d , dat, we gens
Zyne g e íla lte , íte rk te , vlugheid en
k o le u r , ons aanftonds, op het eerfte aanzien
, verrukt. Zie eens aan dat ftaatelyk
Dier in die we id e , fier op het oog , maar
niet w re ed , met een wakker ho ofd, breede
b o r s t , net geboogen h a js , vloeiende maanen
, w é l gevormde leden, vlugge houding,
en fraai gefchikte beweegingen. D e beste
en fchilderagtigfte befchryving , welke
ik er ooit van gevonden heb , en niet dan
met een by zonder vermaak le e s , wordt ons
door zynen eigen’ Schepper gegeeven. Job
■XXXIX. 22— 28. Zult gy het paard Jierkte
geeven ? Kunt g j zynen hals met donder be-
Ueeden ? Zult gy het beroeren ais eenen fprink-
haan ? De pragt van zyn gefnuif is eene ver-
\ fchrikking. Het graaft in den grond, en het
i s . vrolyk in zyne kragt en trekt u i t , den ge-
harnasten te gemoete. Het belacht de vreeze,
ende en wordt niet ontflelt, ende en keert niet
wederom vom wegen het zweert. Tegen hem
rotelt
? A A R 7 9
fotelt de pylkoker;. het vlammig yzer der fpiesfs
sn der lance. Met fchudding en beroering Jlokt
het de aarde op, en het gelooft n ie t, dat het,
is het geluid der bazuine. In ’t volle gettank
der bazuine, zeit het heáhi en riekt den kfyg
van verre, den donder der Vorflen,, en *t ge-
juich.. Wat dunkt ü , ziet gy'- niec , in deeze
zeer bekoorlyke Befchry-ving, het moe-
dig Arabifehe Paard, tot den oorlog uitge»*
rus t? het trappelt den g rond ; gy hoort het
fnuiven van wegen deszelfs moed ; g y ziet
het met opgefteeken’ ooren, en gliafterende
oogen. " ,
V . Het moedig Arabifehe Paard!
A , Begrypt g y dat niet ? jo b woonde í s
dié oorden, en zag zulke- Paarden. De onzen
hebben wel dezelfde hoedanigheden ;
dbch het ras deezer Dieren verfchilt onder-
lin g , gelyk dat der Honden. G y zult dit
wel gezien ; maar er geen acht op gegeeven
hebben. Een ramsneuzig. Holfteins P a a rd,
uitinuntend net van le e s t, verfchilt van het
groot fterk gefpierde Engelfehe ; het láage
Hongaarfche van het fraaie Spaanfche ; het
kleine Vaderlandfche ras van het groote
Friesfche Paard, dat aan de Koetzen vaö
den Paus en van de Kardinaalen te Rome ,
boven alle andere Paarden^ den voorrang
k r y g t , en geeo klein deel van derzelver
pragt uitmaakt.3
' 3'-- • V- Ife
l‘ ''A-
/ .
1 1
m
i f - i
f ... " /
'U
Jjj