
Ii
A. En alle deeze monden eeten op hun-
nen tyd ! doch eenige Dieren , dat vreemd
is , als de Elaazen en Konynen, drinken
niet ----- .D e manier van eeten is ook.
niet dezelfde. De gehoornde Dieren hebben
geene bovencanden , en fcheeren daarom het.
gras met de tong af. Z y hebben . vier maar
gen. Na dat het in de eerile vergaderd en
eenigen tyd gebroeid is geworden , komt
het wedr boven , wordt dan herkaauwd , en
het gaat daarop in de andere maagen over
By Paarden vindt men geene herkaauw
in g : z y hebben mogelyk daartoe , o f een
ander middel, o f z y misfen ze , om dat ze
hun ten onpas zou komen ------ Vogelen
flikken de fpys in den k r o p , . eene voor-
maag, daar dezelve wordt week gemaakt,
en voor de tweede o f de regte maag be-,
leid , die ze met behuip van kleine ileent-
jes , gelyk men in de Hoenderen en Kalkoe-
nen z i e t , vermaalt — ^— In anderen , als in
de Kikvorfchen , Slangen , en Haagdisfen ,
vvordc de ingeilokte fpys geheel uitgewor-
pen ; doch het voedfel is er volkomen uitgetrokken
.------ Visfchen kaa'uwen n ie t ;
doch hebben een ontbindend v o g t , als ilerkw
a te r , dat alles verteert ------ Alwederom
nieuwe verfcheidenheden , die eenen heiligen
Dichter dermaate troffen , dat hy in
zynen gewyden zang uitriep : Heere, gy
ieiehoudt
menfchen en heesten ! Ps. X X X V I : 7.
V . En wat is er zonder ling in hunne
s t em m e n ?
A. Eene andere Verfcheidenheid] Het Paard
briescht ; de Os en Koe loeien o f bulken ;
het Schaap b le e t ; de Hond blaft ; de Kat
maauwt; het Muisje p iep t; de W o l f huilt;
alles naar hunne verfchillende driften en be-
hoeften , waardoor wy hen van andere D ie ren
leeren onderfeheiden en op onze hoede
zyn , wanneer z y kwaadaartig worden , het
geen men aan ß geluid kan merken.
V . W a t byzonders hebben hunne hoorns?'
A. Ook al verfchillende eigenfchappen J
Het Hert krygt getakte hoorns , werpt ze
a f , en ontvangt weer anderen : de Boklcen
hebben gekromden .;of gedraaiden : foilfeiige
Schaapen regeimaatig gekronkelden, in de.
mannetjes g ro o te r . dan in de wyfjes : en
de Eoeien gladden met kringen, die de
jaaren aanwyzen.
V . Verdient niets verder aan het Hbofd
der Dieren onze opmerking ?
A. In het algemeen kunt gy aanmerkén,
dat de h o o f d e n aller dieren ook verfchillen
; d o ch , dat de geenen, die wortelen
e e ten , eenen langen fpitfen fnuit hebben
om te vroeten; eenigen eenen fcherpen reuk,
om hun voedfel op te fpooren. Niets , ont-
dekt ons egter meer Gods naauwkeurige'
B 3 zo rg
P\