
I î
VED.RREN DER VpSELEN.
van dikke Drpppelen, vollende van de ftpn?
gels der Graanen 5 daardoor van derzelvpr-
lichaam geweerd ? Is dus met alles by de
Vogelen wél bezorgd ? — ?- ß Is w a a r ,
de groote Pennen der Goudvinken, hebben
geene twçede Binneveêr , die den Vogel be?
dekt en de ppeningen fluit ; doch waartoe;
zou die dienen, daar de Peiinen geene openingen
hebben , , gplyk die der Patryzen en
Hoenderen ? Aheen fchieten eenige lan g e ,
ongelpoflyk fy n e , losfe draaden onder aan de
Schaft u i t , Fig. 0. a. wplken op de groote
Pen liggen , en derzelver drukldng verhinderen,
Deeze zo genoemde draadep moesten
pverfyn en teêr zyn ; anderen grooven kwa«
men toch in zulk een tenger Vogeltje niet
te pas —— Ondertusfchen zou men hier ip
bedenking kunnen neemen , o f niet deezp
Binnenveértjes, behalven . het iluiten dpr ope-
Dingen, pn hpt beletten der drpkking, çene
derde nuttigheid hebben , naamelyk , pm alle
holligheden , door dp groote Pennen o f
Vederep ve roorzaakt, net ep wpl te vullen ?
^yri toch dp grootp Pennpn krpm , om , op
dp bpgtpn van het l y f des, Vogels wél tç
pasfen , o f op dat de eene, Veder flerlyk op
dp andere zou liggen ; zoude dap niet deezç
Bjnpenveêrtjes diepen , : tpr goede vullinge
yan allp holten , ter ‘afweeringe van dçn
W ip d , dip foras, de Vpderen opjaagt, o f
SÇÇ ?yd?P, ip vH fçhiçten ? Y , ß i |
V . D it zyn dan de waare oogmerken van
" deezen zonderlingen toeftel deezer Vederen ?
A. Nadien j t tot dus verre geene «nde-
™ vrnden t a n , en deezen ,ny zeer tia a ,
» e fc h y n e n , zal i t er zo lang by b ly v en ,
to t. dat men my beter za] onderregt heb,
ben. G y krygt intusfchen hier aanleiding
om op deezen nieuwen , pas half gebaanden
weg verder te gaan. Onderzoek de Vederen
van alle Vogelen , die g y vinden k u n t ;
en let met op deezen o f geenen a lleen :
maar op zulken , die de verfchillende Deelen
van het Lichaam bedekken ; vergelyk ze
onder eJkander; en zie d an , o f niet dee-
ze oogmerken des Scheppers duidelyker met
meer andere nieuwen ontdekt kunnen worden ?
. M a a r , wanneer de VogeJen eens hunne
Vederen o f hun Dons verJiezpn , hoe
u3Il f
A. D it gebeurt! Dew y l toch de Vo g el lang
le e f t , en de Veéren v e r ily ten , zo vallen
z y , om die twee redenen , jaarlyks uit. D e
Vogelen zyn dan z i e k , Jeggen geene eie.
r e n , en fterven er fomtyds door : doch de
Voorzienigheid h e e f t, o p z e tte ly k , zo rg g e - ‘
raagen, dat dit ruien ( z o noemt men dat)
met dan m het begin van den Herfst ge-
ö eu re , wanneer z y overvloedig voedfel
vmden , ß welk den fchielyken groei
der nieuwe pluimaadje zeer b e v o rd e r t, pp
^ f dus
' f î
ß
m
1 '