
í
i f
íí . ! "I íffi
i Ti í!
: :
5 4 E I G E N S C H A P P B N DER DIEREN,
noodzaakelyk is , om de al te groote vqr-.
menigvulding te voorkomen. Leeven z y ,
in ’ t algemeen , niet zeer lang ; fch ry f dit
toe aan de zorg des Scheppers vppr ons.
Dieren blyven niet lang • bekwuam tot de
dienften , waartoe z y beftemd zyn. Wa t
zouden w y met honderdjaarige Páavden ,
O s fen , Koeien o f Schaapen doen ? ----- -
Hier nu by gebleeven !
. V . Waar over moet ik my verder ver-
wondei-en ?
- A. Over de verfchillende en fteeds b ly .
vende gea,artheden der dieren ! D e Leeuw
is altyd mpedig ; de T y g e r w o e s t ; de W o l f
verílindepde; het Varken morlig ; de Eze}
bot ; de Aap ílim ; de Vos lo o s ; de Kac
behendig ; de Hond leerzaam ; het Sehaap
za g tz in n ig ; het Paard f ie r ; de Koe z a g t ;
de . Haas vreesagtíg ; de Eekhoorn Icvendig,
cnz. want , indien. deeze geaartheden vcran-
derden , en het Schaap werdt eenen T y g e r ,
o f eenep Leeuw in neigingen g e ly k , zouden
w y ons duyzendmaal in geene kleene onge-
legendheden bevinden, Om onzen wil wore
dan deeze flandvastige regel in de fNatuur
onderhouden, ; God maakte het yvild gedierte
ier amée na zynen aart, en, het vee na zynen
aa,rt, en al het kruipend gedierte na zy-
mn aart: en God zag dat het goed . war.
Gen, L 25. Was het vpor den onden Aan-
' teke-i
’í E IG ENS C HA P P EN DER DIEREN. 55
__£pkenaar der Scheppinge- niet genoeg met één
woord te zeggen : God fehiep wilde Dieren
, Vee ,en kruipend, Gedierte ? Voegt Hy
.er- telkens niet tusfchen ¡n-: riaar zynen aart y
naar zynen aart, naar zynen aart, om ons
t e . leeren, naauwkeuriglyk op deeze verfchillende
en beítendig blyvende geaartheden der
redenlooze Dieren te letten ? W y doen Hem
dan ongelyk , zo w y het oog van dit God-
Jyk W e rk afkeeren , zo w y dit onzer hooge
opmerking onwaardig keuren - En
my dußkt hier te mögen b y vo e g en , dat
God de verflindende Dieren , die w y zeer
wel Jíunnen jnisfen, w y slyk van onze wo o ningen
afweerdc , en daaren tegen de geenen ,
die w y volftrekt noodig hebben , met ge-
zellige hoedanigheden befchonk , met die be-
hoedzaamheid e g te r , dat hy de grootheid
der gegeeven’ kragten voor hun zorgvuldig
onbekend h ie ld t, op dat z y niet over ons
den meester zouden fpeelen , wanneer w y
dagelyks met dezelven 'omgaan. Kleene jon-
gens leiden en regeeren verfchrikkelyke Bullen
door geheel Noordholland : een Kind
dwingt hier talryke kudden Osfen , aan zyne
gebiedende flem gehoorzaam te zyn : een
Jongeling ment vier Hengften vóór een ligc
rytu ig: twin tig Koeien z y n , tweemaal daags.,:
der Woudbperin onderdaanig, en laaten haar
de, vryheid van boordenvolle emmers met
D 4 melk
I,'", Í -