
blyven , is eene foort van m u t / o f zak , nit
■werk, ñroo , mos en hair aardg zamenge-
fteld. H ie r , in het hooge der Meyery van
’ s Hertogen - Bosch en e ld e rs , vindt men
deezen uitmuntenden Vo g el in een groot
getal. G y z i e t , hoe gemeenzaam hy i s ,
hy woont hier in mynen Hof.
V . Ik m o e t, by de eerfte gelegenheid ,
dien V o g e l, z a hoog gepreezen , van naby
zien en leeren kennen. W a t hoor ik verder
?
A. De K O E K K O E K , dien g y daar h o o r t ,
z o geheeten , om dat hy de twee Woorden
Koek Koek , aan elkander g e vo e g d , te gely
k u itro ep t, trekt nu uwe aandagt van den
voorigen a f ------ W e e t g y , dat hy een
Trekvogel is , die in April ons Vaderland be-
z o e k t , en in Juny zeldzaam , o f byna nooit
meer vóór den o o g s t g e h o o r d wordt ? ___
H y is zo groot als eene T o r te ld u if, boven
aschgraauw , onder v u ilw it , met fmalle
zwarte o f graauwe itreepen , over dwars
getrokken , en met eenen gryzen S ta a r t : de
agt middelfte Pennen zyn wit g e v la k t , de
inwaardfchen gefprenkeld, en de buitenftea
wederzydsch overdwars met wit geftreept —
W e e t g y , dat men h em , fchoon ten
o n re g t, veel te Jaste legt ? Weet g y ,
dat men hem fcheldt voor eenen onverfchil-
lig e n , onmededogenden, wreeden V o g e l,
' die
K 0 K K O E K . , 303
die zyne eigen’ jongen niet wil uitbroeien ,
en dat men hem , daarenboven , vgor
eenen vreetzieken Roofvogel houdt ? Dan ,
hy is noch het cen noch het ander.
V . W a t dan ? Broeit hy zyn eigen’ jongen
• niet u i t ?
A. Neen , inderdaad n ie t ! En hierin verfchilt
hy van alle onze Vaderlandfche Vogelen.
D a n , dit is zyne fchuld niet. Laat,
ons hier ’ t oog op zynen Formeerder houden
, die hem daartoe noodzaakte.
V . Hoe begryp ik dat ?
A. G y kunt dit ligtelyk begrypen, als ik U
ze g , dat hy ontilagen is van de m o e ite ,
©m eenen Nest te maaken — - dat hy
alleen één Ei in dien van eenen anderen
Vo g el legt —— dat hy , fchoon zo groot
zynde als eene T o r te ld u if, altoos daartoe
den-Nest van een klein V o g e lt je , van een
Roodborstje, .Kwikftaartje, o f BastaardrNag-
tegaaltje verkiest - — - En het is zeer aaiv
tig te z ie n , dat zulk een klein bee stje, in
’ t Ei bedroogen , h e t z e lv e , als zyn eigen
E i met de grootfte zorgvuldigheid uitbroeit.
In de paden van mynen Tuin ziet men fomtyds
eenen grooten jongen hongerigen Koekkoek
het kleine Kwikftaartje agterna loopen ,
om eenige gevonden’ fpyze van hetzelve te
ontvangen. Deeze opvoeding duurt la n g ,
alzo de - jonge Koekkoek . niet fchielyk de
moeiÍ
'Í. I j