
;,4i
■!
i ? l . 'I
I T / f t
'■ f t ; ' 7 - 7
i l i » ' '* ff:
•i
r"
;(
i f f , : '
' f fx ",
r .1
3 1 2 V. I s s H n;
gel J waarin gy den agtergevel van myn,
Huis , met de àan beide zyden flaande Boomen
, rnet de Bloemen , op den rand g e ze t,
zeer duidelyk m e rk t, om dat de lichtftraa?!
le n , daar, op komende, niet doorgaan, ®maau
op ß Water a fg e ftu it, in ons. oog vallen.
Een dubbel gezigt derhalven; é é n , als ß
w a r e , onder, één boven W a te r ; het een
naar beneden, het ander naar bo.ven : eene
fclioone fchildery in de N a tu u r , Mie ß oog
ft r e e lt , om dat ze zo helder , zo ongebroo-
k e n , zo naauwkeurig is. ß Gezigt van Wh-
ter is altoos zagt en lief. ¡ Ik ' za f nu laa-
ten visfchen , om U alles beter te kunnen
uitleggen. . '
V . Waarlyk dit Gezigt vermaakt my I In.
deeze Hooftlftoffe moeten dan de; v i s s c h e n
leeven f
A. He Wateren., die zulk een groot gedeelte
der Waereld beflaan, fchynen -wel,
in. den eerften o p fla g , geene gepaste ver-'
blyfplaats voor levendige Schepfelen te zyn ;
egter krielen z y er ; van ,— D e Oppervlakte
der. Wateren w o rd t , gelyk w y ' ge^
zien hebben , door VogeJen bewoond, meer
naar beneden door Visfchen, ovoral door Infeß
en ------ De Schepper , die; alle ledige
vakken h a a t, heeft in ; den beginne tot hen
g e z e g d ; vervult de wateren Gen I. 22. Aan
welk gehod alles dus verre gehoorzaamt, en
25SÌ;,
V I S s o H E N. 313,
zal blyven gehoorzaamen tot het einde der
Waereld/ G y ziet hier fommigen alleen in
zp e t, anderen elders in zout water, en eenigen
in beiden leeven. Eenigen, gelyk da
K a rp e rs / kunnen egter , een’ zeer lange»
t y d , buiten dit Element'beftaaa. ®
'V . W e lk een nieuw Verfchil!
A . Een zeer groat Verfchil befpeurt gy ;
indedaad , tusfchen de V is fch en , en aille
andere levende Schepfelen. Hoe groot is
toch het onderfcheid tusfchen Dieren en V o g
e le n , tusfchen Dieren en Visfchen , tusl
fchen Vogelen en Visfchen! — - De Dieres
en Vogelen hebben egter onderling grooter
byereenkomst, dan er tusfchen deezen ea
de Visfchen is. Het verfchil tusfchen des
Walvisch en ’ t ' Stekelbaarsje is , niettemin'/
zeer groot. V e r r ew e g ’ t grootfte getal deez
e r WaterbewoonereS is kleiner en ronder ,
dan de Landdieren, om dat ze onder water
leeven. Dan , hoe men ze ;o ok mpge befehouwen
; verwonderlyk aartig ' zyn zeker
de Visfchen , keurig gevormd naar ß . Ele-
ment, ; waarin z y moeten beflaan.
V . Ik erken dit verbaazend Verfchil! doch
ik begryp niet,® hoe deeze Schepfelen in ' ’ t
yerfmoorend koud Water leeven kunnen. ’
a : Dit komt ons, in d e d a a d z e e r vreemd
y o o r , om dat w y , en zo veele levende
Schepfelen/ niet anders dan buiten het Wa-
V 5 ter-
If*
u
,
ft
7 ft ! 4
7 f
ff!!
',1|.: ;I.
'Í ,