
a T
i i
'i i
I 'I” i4t s
III iflif I
Ul
a 8o v a d e r l a n d s c h e k o n s t e n .
mende, en ip de Poelen vallende om fpya
te zoeken , in eenen Waterplas, midden in
de Kooi geleegen , verleiden, en dan, door
eenen Hond verder geiokt, en in de „zo ge,
heeten Keelen gejaagd , vangen. Onze Ste,
den krygen dus eenige honderd duizend wilde
Eendcn , een aangenaam gebraad in den
winter, eene groote vervulJing waarlyk in
eenen tyd, wanneer we geen Wildbraad,
Sneppen , jonge Hoenderen of andere Voge,
len kunnen hebben.
V. Ik zou deeze zonderlinge Konst van
Vogelen met Vogelen en Honden te vangen
wel eens willen zien?
A. Zo dra de tyd daarvan gekomen is,
moet gy niet verzuimen deeze waarlyk fraaie
manier van Eenden te vangen, te zien/: zelfs
moet gy uw werk maaken, om alle Vaderlandfche
Konften , als het weeven van Linnen
, van wollen en zyde. Stoffen , van Papier
maaken, Lettergieten, Boekdnikken,
Zyde winden, Orgels maaken, Schepen bouwen
, Klokken en Kapongieten en booren
Zout kooken , Graanen en SchuIpeP maaien
Hout zaagen, Geld munten en dergelyken
te gaan bezien. ß Is toch fchandelyk, in
een Land, zo vol fchoone Konften, te woo-
«en, en dezelven niet te kennen. Men doet
door die te bezien, de uitvinding der Meift
ichep -eere aap ; _ineo eerbiedigt dus ook tie
W y s .
s N E p. K I E V I T , 281
Wysheid en Goedheid des Almagtigen , die
het Menschlyk Vernuft dezelven leerde uit-
denken : men verbant er zyne eigen opwe-
tenheid door; ook wordt de nay ver tot
Konften en Weetenfchappen door zulke Be,
fchouwingen niet weinig gewekt, waarvan
ik U yeele voorbeelden zou kunnen opnoe,
men. Een Regent vooral behoort alles van
deezen aart, in zyn Vaderland voorkomende
, om meer dan eene reden , te kennen,’
Vreemde Prinfen en Vorsten , ons Nederland
bczoekgnde, trekken niet door Haarlem,
zonder de beroemde Druk- en Lettergietery
van de Heeren e n s c h e d e te bezigtigen , en
zullen wy onkundig blyven van de fchoone
Konsten onzes Vaderlands, die wy alle da,
gen kunnen zien ?
V. CJw voorftel, ik erken het , is ten
hoogften billyk ! Dan, ik heb U zo even
van SNEPPEN hooren fpreeken ; zuk gy die
vergeeten?
A. Er zyn in het Bosch, dat wy verlaaten
hebben, m e r e l s , die men kan leeren flui-
ten ; l y s t e r s en h o u t s n e p p e n ; ea in dat
Meer w a t e r s n e p p e n , alle Trekvogelen, wel,
ken ons, op zekere tyden des jaars, als in
deri mond vliegen, om onze tafels met ver,
fcheidenheid van fmaakelyk gebraad te voor,
¡gien —— Daar ziet gy t u r e l u u r e n , k e m p -
PAANEN 5 STORREN, KIEVITEN enZ. die OpS
S 5 Va-
I «
■ ti}
ft
T lift ■ i: '■ ■!
l 'l l '
j .