
A
~ V 4 »
1«'^ - ' U'
P •
JV t ?
f t ’
i -6Í
i i j
' U j '
1 ^
■ffiauiäiit'» «
Tf fe*-4‘ !W
I J I f ' ' ' f t l . I<
y m (|, t , j . ' ,1
1!.
43Ö-. Z .,E’ ä ' p E L.
V y fta l. ; i s .:. eveü . gtoöt. Een fmalle Stiflep | ■
niiiL_.'k&obbelagtig, dan de andere deelen/.
fcheidt de groote Driehoeken van de klei*:
nen. W e lk eene frauie Meetkiinde ! .Deeze
Streep, is doorboord met kleine gaatjes, zo
dat de Scbaal van het Dier met regelmaa-
tigè openingen doorpikt is/., als eene. z e e f/
Hit welken deSzelfs Snuitjes komen / gáandé
door de fchaal heen', en ftaande alien vo lmaakt
in reyen, De Knobbfels der Dfiehoe*
keii boven op de fchaal zyn ook op reyen
g e z e t , en op deeze platagtig ron de . knob-
bels ftaan Stekels , byna als die .van eenen
E g e l , w e lk e , w y l z e .. naar alle kanten
moeften draaien j daarop vast gezet zyii
inct geledingeOi ¡ j - r . . . -.a."
. xV--Ik: ff ™oet my dan vetbeelden eenen'Äp*
p e l , Waarin Spelden gefteeken,zyn ; langen
in tién g ro o te, en kleine Driehoeken, fen kleinen
in ftreepen , die de Driehoeken fcheiden»
A i D it is wél gevonden/ en ook wél uitgedrukt
! Ik was ve rleg en , h o e ’er U een
tegt dehkbeeld van te geeveni ’ t Is my lie f,
dat , g y het vaf : alleen moet gy erffdeezé
verandering in maáken, dat gy U. verbeeldt
de Spelden met de koppen in den Appel té
zitten / en de pun ten naar buiten uit te ftee*
ken —— Denk nu verder , dat op deeze
Schaal twaalf honderd Knöbbels z it te n , en
dat er dus. ook twaalf honderd Stekels op vast
gezet, zyn. ' Reken nu eens u i t , hoe v e d é
Spie*
I
. .E ' fe ' ä , F P 4 i i
Spieren . dit .verwonderlyk Dier moet hebbeü/
om die te kunnen beweegen/ het geen rollen*
de gefchiedt; want het Dier is byna rond,
gelyk ik gezegd heb. D e Snüiten. dienen,
om zich ergens op te kunnen vast z e tten ;
zyffkunnen ze inhaalen, maar ook langer uitfteeken
dan de ftekels; want anders haddeii
z y flr geen gebruik van; Om deeze reden
heeft de Schepper deeze Snuitjes uit ■ Ringet-
jes , die op elkander toevöuwen / gemaakt,
even gelyk de papieren Lantaarntjesi Het
uiterfte puntje der Snuitjes is platagtig, eil
fchynt dezelfde werking te d o en , als de
Euigledrtjes , waar, mede de jongens fteeneil
.uit de ftraaten haalen. Alle fnuitjes zyn eg*
ter niet plat , op dat het ronde Dier zieh
vasthoude waar het v/il : fommigen hebben
drie punten op het einde, ongetwyfeld to t
een ander oogmerk , my onbekend.
V . Nu weet i k , dat de zEEäPpfeii käri
gaan , zich rollen op de S tek e ls , o f zich
vasthouden met de Snuitjes; maär waar z y a
de K o p , de M on d , het L y f , het A g te r fte ?
A. De Zeeäppel heefc geen H o o fd , maat
wel eenen M on d ; doch die z i t , by andere
, Dieren vergeleeken, omgekeerd , dat. is , de
Mond zit onder, waar de fleel in den A ppel
z i t , en het Agterfte is b o v en , waar
het kruintje in die vrueht geplaatst i s , z y n de
d u s , onder en boven, een klein Cirkeltje
in de fchaal gevoriüd , de mond ea het ag