
u. ■' i'
i.®
ÈIERËN DER VOGELENj
ivânneer dé Moeder ; dit w e e ten d e , diè'
âan de jongen toedient»
; V . 'H o e wdnderlyk- is de geboorte der
Vogelen-!
A . J k îiidést Ü nog meer zeggen ! Weefe
ge wel y dat V o g e le n , die lang le e v e n ,
ve ele Eieren by zieh hebben, om veele
jaaren ' àgtereen ' te kunnen leggen — ^ Dat
de jongen van allé Vogelen ; d ie , by het
iiitkomen uit de Eieren , magteloos en on*
bekwaam zyrt , om van piaats te veränderen
en hün voedfel te zoeken/ gelyk diè
der Musfchen ; Zwàlüwen , énzl- weinig in
getal zyn , om dat geene Moeder ifa ftaat
is ; voor veele monden zo ras Voedfel te
z o e k e n , »als de höriger der Jongèh dat vor-
d’e r t i integendeel dat de Kiekens der Voge*
lé n , diej kort na ’t uitkomen, huririéh eigeii
k o s t /kunnen gaan. zoeken 5 aïs die der Pa*
try zen / Kwarteleri, ' Hoenderen enz. zondeÿ
dat de Moeder dénzelven verzamelt , zeer
irieûigvuldig in getal z y n ; en dus dat z y ,
diè ze lv e »hunne jongen moeten voeden , maar
'weinige Eieren leggen ; doch dat de gee*
rien / die z e den kost kunnen Iriaten zoe*
k è n , ; gelyk de Hbederen , er veertien' o f
meer zu llen -uitbroeien dat z y ; on*
vermögend om ’ t^gètàT der Eieren i e te ilen ,
egter vari leggeri ophouden , z o drà er z o
yéelen iri deri riést gelegd zyn J als z y mée
" hua
( -
hun iichaam kunnen bedekken ------- dat z y ,
zo gy er eenige Eieren afneemt, er anderen
by zullen leggen ------- dat z y , indien
g y ze allen wegn eemt, en er maar één on*
der la a t , den diefftal merken , en den nest
verlaaten zullen , om eene veiliger plaats te
2oeken dat Roofvogelen maar: één o f
twee , ten minften zeer weinige Jongen
b roe ien, om niet te fterk te vermenigvuldigen
; doch ‘ de tammen zeer v e e le n , het
geen ons' doet denken aan het gebiedend
woord by ' d e 'Schepping : M gewgeife vermenigvuldige
op de aarde. Gen. I. 2 .2 . dat
het getal der Eieren , het geen elke fo o rt
l e g t ,‘ meestal beftendig hetzelfde i s , om zo
wel de ah te groote vermenigvuldiging , aïs
de te groote fchaarschheid van elke fo o rt
t e voorkomen ------ dat fommigen tweemaal,,
anderen driemaal, en eenigen to t negenmaal
toe broeien', hebbende de kleine Vogëien
drie 'weeken tot elk broeien - noodîg •— *-
dat er in warme voorjaaren v e e l , in koU-
den minder gebroeid 'w o rd t — dat het
broeien door ’ t Mannetje, doch meest door
het W y fje gefchiedt — — dat de oude V o gelen
; van aart de wbelagtigfte fchepfels
zynde , ' niettemin, onder het broeien , het
taaifte geduid van een onverwoeid zitten
betoorién , rieemende de Moeder < natiuw-
ly k s - t y d / ®'om e s ts a f te '■'komeri/ en te
J eeten
■r/îK