
* »‘f
I T " I (•?/
»'’ í '/ ,f-
& H .
. 3 7 ° . .
door het geweldig ilaaa.-te dööderii ¡bit vef-
Wisfelen van Staart heeft de Scheppet v o o i
deezen Visch zeer noodig geoordeeld, brn
dat de Zaagtanden :der oude Speer ; door den
iyd , breeken j o f ftomp worden , en. de Visdh
dus eene nieuwe noodig krygt. Den olie uit
de lever heeft de Alverzorger. to,t een heil-
zaam geneesmiddel; v o o i Uitwendige bezee*
iingen g e fch ik t, waarom; alle Visfehers deh-
z e lv e n , in huis , hebben . - Eindelyk, de
gewoone r o c h ; een kraakbeenige V is ch ;
zonder vinnen, door zyne platheid en door-
nen tegen andere ; Visfcheh ; b e feh u t, breed
van l y f , : met eenen langen dünnen S ta a r t;
die ook al met fmaak van vielen wordt ge*
geeten ---- - . Z eg ffTiy nn i of. g y niet uit
zulk een aantal ;Vap Visfchen , alien van ver-
fchillenden fmaak,; en waaronder verfcheiden’
zyn j die .men Trekvisfchen onzer .Zuiderzee.
moet noemen, komende uit de Noordwanneer
ze best be*
kwaam zyn ..ter, fpyze : ;zeg my nu ; of gy
niet hieruit , befluiten mpet ; dat ons
eenen geduurigen; verfchillenden; en ongelooflyk
grooten voorraad van gezonden VisCh
yoor* mon.den.-: ;.van verfchillepden fmaak be'-,
zorgt ; zigtbaare proeven . van een Alvermo*
gen ;, Wysheid: en Goedheid ; ...die. - ons by,-
elke befe.houwing moeten yerbaazen. xZel^er,.
I Heer, :kiiam alkn m zyrie barm-.
, har^
0 , O O Ä N H A À Y. 375^
%(Migheân- %yn over alle zyne werken. Alls
uV>e werken, Heere / laat dns zb fpreeken ;
zullen u looven , en uwe gunstgenoäten zullen
il zegenen. Pfalm C X L V . 9 , xb.
V . feeefle ändere erkentenis kan ik doen !
b a n ; zo de Z ee -V is fch en eenä te fterk
vermenigvuldigden i . . . . . . . W a t dan !
A . Dezelfde zorg tegens de al te groote
vermeerdering bnzer Rivier - Visfchen , door
¡den wyzen God gedraagen , wordt ook in
den grdoteh Oçeaan opgemerkt, naamelyk;
dat daar veele Roofvisfdheh z y n ; die de
änderen vernielen. Onder deezen vindt men;
zelfs in onze Zuiderzee ; hoewel zeldzaam ;
den booRNHAÄY, Waarvan ik een vo l-
draagen jo n g , daarin gevangen , U kan laaten
zien : de VVyfjes toch baaren levende
jongen , die uit Eieren ; in de ingewandert
gedraagen , voortkomen. Luidt dat niet
breemd? Vblwasfen zyU ze'rUim ëëne elle
la n g ; ro n d , luet eene ruwe aschgraauwe
huid en witten B ü ik , van eenen geWeldigeU
roofzieken aart.
V . Dan kan hy obk grbbte ftagtingefl
onder de nuttigfte Visfchen maaken ?
A. Staa verbaasd over de w y z e , op w e lke
de eeuwige Schepper de woede deezes
Vischs heeft weeten te beteugelen. Hadt
hy den, Mond aan het fpitze van den b e k ;
to kon hy regt toe happen; niets ,zou heffl
A â a oût-
T