
I
Jl i
'i ! ' M:
7 1 1 1 ¡
i:u
1 1
1 1 ' : 7
• )
¡M f 7»
■! T
2 6 4 R A V E N,'
gens haaren a a r t , aan den Knegt des Hee.
ren b ra g t, om hem en ons te leeren , dae
de Almagtige, ten gevalle der zynen fom-
tyds de ilandvastigfte regelen in de Natuur
verändert, op dat z y hun vertrouwen in
de grootfte nooden op hem zouden vesti.
g e n ; dat H y foms onbarmhartige en wreede
Menfchen gebruikt, om in nood liefde-
dienften aan de zynen tc bewyzen ; en dat
H y zelfs in eene wildernis, op eene piaats,
daar men het niet v e rw a g t , gezonde geregten
kan vQorzetten,
V . Bygevolg js deeze Vogel niet onnut in
de groote Schepping,
A. Leer hier v e rd e r , z o G od voor do
van honger fchreeuwende jongen van eenen
onreinen Vogel zorgt , als de Ouden van
huis z y n , om fpyze te zoeken, en hen die
laat vinden; o f , zo H y de oogen der uit
den nest gevloogen jongen , nog zeer on-
bedreven zynde in hun aas te zoeken , deswege
honger lydende , en om fp y ze roepend
e , b e ftie r t, en die laat ontdekken; ho®
ve el meer zieh de eeuwigd Goedheid zal
laatep gelegen liggen aan redelyke Schepfelen
, aan zyne heilige Kinderen, die pagt
cn dag tot hem rpepen, Zullen z y , gebrek
lyd en de, immer hunne ftemmen vruehteloos
tot Hem yerheffcn?
V , DaV; vliegt ®cn andere zwarte Vogel ?
’ (. A. D@
K R A A I . 265
A. De KRAAI lueent gy , d ie , in c’it en in
andere Bosfchen, den Zomer doorbrengt; die ,
’ s winters , met talryke vlugtqn. rondom be-
woonde plaatzen zwiert ; doch, ’s nagts, in
de Wouden flaapt, werwaards z y , des
avond s, van alle kanten heen vliegen
Z y draagen eenen naam , van hun gefchreeuw
ontleend , zyn zeer flim , hebben
cenen fcherpen reuk, en aazen op In fe ften ,
W o rm en , Vogeleieren, Visfchen, Graanen,
Vruchten enz. ------ Het Mannetje, wiens
vederen glanziger zyn dan die van het W y f je
, bemipt haar onuitfprekelyk , en zou liever
van honger fte rv en , dan aan h e tz e lv e ,
broeiendc, iets minder te geeven ------ Onder
duizend Nesten van dit B o sch , weet elk
dea zynen weer te vinden ; ook kennen z y
onderfcheidenlyk het gepiep der jongen ------
Z y blyven altyd in ons Vaderland , en ver-
losfen ons dikwerf van de T o r r e n , Meike-
vers geheeten, fomtyds in zo groote menigte
voorkomende, dat men eens buiten Nimwegen
, tusfchen de ftñer en vyf duizend,
van één Kersfenboompje haalde ~ Derzel-,
ver Pennen gebruikt men tot de Klavecimb
e ls , en^. des men deezen Roofvogel in
pns Land niet wel kan misfen,
V . Zyn er noch al meer ? ;
A. om de Schäkel, der Scheppinge te vol-
maaken. cn alle gaapingen te v u lle n , is e r
R 5 nog
"/■Af
fPeIl
/’ I
/
h Al