
' f,
í 1
lili III
'di
Vogélefi ketínéri. Ik zal tJ dan éerst eeaí-
ge algémeene Aanmerkingen pver derzelvej
Eigën fchappen mede deelen , waarop w y
gevoeglyker tot dé t a m m e en w i l d e vö?
Pe l e n zullen kunnen overgaan.
V ; , W a t moet ik dan ^ aangaande dérzel*
■ÿer Eigénfehappen ; weeten ? , ’
A . D e volgende verwböderlyke Hoedanig*
heden ! -*— • dat de Schepper, opzettelyk ¿
derzelver Hoofd fpits en klein gemaakt
jieeft^ om gemakkelyk de Lucht ; te kun-
hen k lie v en ; dat z y v y f Zinnen hebben;
Vaii welken- ’ t G e z ig t , om w y z e reden en ;
het fcherpfte is i fterker dan in de Die-
fen ; dat daarna het Gehoor v o l g t , voortS
het G e v o e l, de Smaak;eri de R eu k ; dat huii
O o g platter i s , om dat ze in de Lucht
leeveq ; dat het ter zyden fta a t , om gee*
rié aanbotzende Lucht te moeten uit ftaan;
dat z y in het Oog twee VJiezen hebben ;
dat , meri: het eene noemt het oogluikend
b f ; blikkerid Vlies , ’ t géen w ita g tig , fyn
van ’ weeffel ; halfmaanswyze , zeer konftíg
is gemaakt ; dienetíde, ais een g o rd yn , dié
íbuwen en kátrollen h e e ft; om , térwyl het
buitenfte open b ly ft ; het Hoornviies zui-
Ver en glad te houden, de overmaát des
íichts té minderen ; het äl te Veel - neêr-
lóopend vo g t der traaiiklieren a f té vee*
éri vooral dm het tcéré O o g ; wan*
néé#
riéét z y tusfchen de takken eri bláderéri,
der Boomen vliegen o f fpringen ; te be*
fchermen, op dat het door derzelver pun*
ten niet beledigd werde ; dat het ander
Vlies eene uitbreiding der G e z ig t-z en uw op:
den grond des oogs i s , het welk hun ge* >
z ig t van eene verbaazende uitgeftrektheid
doet zyn : o f dit hangt , a f yan -de ge*
daante hunner oogen, Een Kuikendief; by»
Voorbeeld , buiten ons gezigt gevlogen j
moet Haagdisfen , Veldmuizen ; en Vogelt*
jes uit de lucht op de aarde, künneü , zieh
w y l hy ’er van leeven iHoet, En zyri dé
Vogelen de fnelfte aller Dieren ; dan behooren
z y den Volkomenfteíi eri zekerftem
trap van Gezigt te hebben; tot hunné:
eigen’ beftiering en geleide^ vooral ais z y
op hunné groote reizen z y n , en het land
van verre moeten ontdekken.
V . Welle eene zo rg des Allerhoogften v o o f
eenen Vo g el ! W e lk eene konst in de for*,
meering van hun O o g , zo juist naar hun*
nen ftaat g e fch ik t !
A. Zekerlyk is dit Verbáazetid ! D a n , ífe
begin e e r s t , ik zal meer z e g g en , en, uwe
verwondering levendig houden door dé Be*;
fchouwing van derzelver andere Zintuigen —
D e Ooren zyn geheel inwendig; niet met
fmeer, maar met Veéren gedekt, zonder:groo*
te oorlappen, p ia t , niet uitpuileBde ,: om
la
f
< I
. .-.L ¡
ii i
,i Al
/ 'k
„.a-.-“ Sf.