
íl
ft
ih"!
ilß
"if
; . I ' ■
' k
harde hoornagtige Vliezen b e z e t , iñ de ge*
daante van twee Molenfteenen , op elkandef
fluitende, en door fpieren op elkander maa-
len d e ; gelyk de Kalkoenen 5 weshalven z y ■
gruis en fteentjes met de fpyze te gelyk
inflokken , öm met de eerften het voedfel
klein te maaien ------ Anderen, gelyk Duiven
eft Hoenderen , hebben eenen Krop o f
Zak in het midden hunner Slokbuis , yo l
. met klieren , die een wit ilymerig vogt uit-
geeven tot ontbinding der graankotrels, het
welk de Duiven eene gunftige en noodige
gelegenheid geeft , om haare teére jongen ,
met harde doch in haaren krop doorweekte
en dus zagt geworden’ Boonen, te voeden —
D e Roofvogelen hebben , in plaats van
eenen' krop o f eeltagtige Maagen , een
vleesch ver teerend V o g t ; cn , zo het hun
al niet gelukt , eenige fp y z e , als veéren
cn dergelyken, daarin te veiteeren ; dan hebben
z y het vermögen van die dingen uit te
kunnen werpen. Deeze byzonderheden zyn
niet minder fra a i, ' dan de voorigen.
' V . " Ge lu k k ig , indien dat ontelbaar aantal
Vogelen den kost maar vinden k a n ! Hoe
veele zulke Monden moeten er toch dage-
lyks in de wyde Waereld g e v o ed , hoe veele
Tafels voor hun gedekt worden !
A . Indien ik U dc volgende yraagen niet
yyjilde doen „ Hebben de Vogelen zo veel
te verrigten , dat er voor hun geen tyd is
om dien te zoeken ? Hebben z y geene fnel?
heid , om , binnen körten tyd , veele plaatzen
te bezoeken, en te zien , ' o f ’er wat
te befchaaren valt ?” dan zou ik U alleen
het verftandigfte antwoord , dat ooit op dit
ftuk gegeeven is , toevoeren. Aanzist de
Vogelen des hemels , dat ze niet zaaien , mg
maaien, mg verzamelen in de /chumen, en
uw hemelfche . Vader voedt nogthans dezelve.
Matth. V I . 26. E n . worden niet vyf muscJh
kens ver kogt onder de Kinderen , die er meé
fpeelen , voor twee penningskens 9 zq weinig
keurt men ze waardig! e?? niet één van
die is voor God vergeeten. Luc. X I I . ß,
W e lk eene n'aauwzorgende Voorzienigheid
omtrent V o g e ltje s , die de Kinders voor zq
weinig gelds aan elkander verkoopen ! Het
doordringend'Oog des alweetenden ziet éép
Graankorreltje, van niemant on td e k t, op
•den weg liggen , en voorts het wisfelvallig
cn onzeker heen en weer zwieren der v lie gende
Vogelen beftierende, weet het der«
zelver oog daarheen te leiden , en door den
blyden vend de hongerigen te voeden.
V . Hoe veel belang heeft dan niet he,t
geringfte V o g e lt je , en hoe veel meer w y
niet , in de magt en goedheid van een altyd
?;orgend Opperweezen !
A. Hierom wilde de w y z e jEsuá ons voqr
L a
Í-;