
f t ¡ ¡ i s
! i f t ii'
Í. 4
2 9 6 M A R K O L F. A A K 3 T E R. '
V. Van- -welke Vogelen zyn die Nesten
, welken ik daar zie ?
A. De V o g e l, die in den éénen w o o n t ,
is de MARKOLF , o f dc VLAAMSCHE GAA Y geheten
, verfierd , op elk der Vlerken , met
eene blaauwe plek , o f liever met een fchit-
terend inengfel van onnavolgbaar blaauwe f
en zwarte Veértjes en : op den kop met
eene Toupet van andere gelyk gekoleurden ,
die met de overige hqofdveéren, welken hy
kan op ze tten , eene K u if uitmaaken. H y is
ftout van a a r t , van leevendtge aandoeningen,
en fchigtige bewegingen. Zyn gewoon ge-
ichreeuw is niet aangenaam; doch men kan
hem leeren .praaten. Boven -alle andere V o gelen
heeft hy deeze zonderlinge hoedanigheid
, dat hy derzelver ftemmen , en zelfs
het gefchreeuw , der Dieren zeer aartig na-
b o o t s t , waardoor men dikwerf bedroogen
wordt. Men meent toch eenen V in k , eene
Spreeuw , o f eenen Koekkoek te hooren roepen
, en het is intusfchen eene G a a y , die
dat geluid maakt. Z y zyn liefhebbers van
fte e len , en van het geftoolene te begraaven.
V . Van, welken Vogel is die andere N e s t ?
A. Van de a a k s t e r ! Voorheen
vraagde i k , in myn a n t w o o r d aan de Hol-
landfche Maatfchappy te Haarlem,; op de
Vraag over de Natuurlyke Historie van ons
Vaderland: „ waarom zyn er in Holland en
„ Zee-
K E R. 297
55 Zeeland geene Aakfters ? Is ’ t , om dat
„ ze daar volgens de Plakaaten uitgeroeid
„ moesten worden ? D a n , zyn ze daar
„ allen weg ! ” Waaruit gy niet moet be-
ftuiten , gelyk er dat gevolg uit getrokken
is , dat ik het ontbreeken dier.Vogelen aldaar
gefteld hebbe, Ik drukte iny dus uit , om
den geenen , die dat geloofden , hunne mis-
vatting te beduiden. Ilc hadt ze z e lf daar
genoeg gezien. D a n , dit is waar , dat dq
Aakfters in een gedeelte van die Provintie
, ik meen , in Noordholland aan den
kant der Zuiderzee niet gevonden worden
gelyk ze my aldaar ook nooit zyn voorgekomen,
Ze zyn zeer menigvuldig in de
Land-Provintien , waar veel oofst van hunnen
fmaak gevonden wordt. De Aakfters
zyn , door hunne witte en zwarte Veéren
met eenen blaauwen weérfchyn op ’ t l y f ,
niet onbevallig: z y hebben korte Vleugelen
doch eenen langen S ta a r t, d ie , wanneer z y
zitten , altoos in eene geduurige beweeging
i s , even als die van den aartig wippenden
Kwikft-aart. Op den grond huppelen z y ge-
ftad ig , doen wegens de korte wieken geene
lange togten ; maar vliegen llegts van den
eenen boom op den anderen, in welker
hooge toppen z y hunne Nesten maaken , „van
buigzaame takken , met natgemaakte k la i,
gevlogten als mandewerk , van buiten g ro o t,
T 5 ,
j-
' -ff 7 .
i; U
rJ f
' Ii!
t