Zembla bereikten , doch aldaar door de ontzettende ijsbergen ,' welke
bun den verderen doortogt sloten , genoodzaakt werden oiiVerrigter zake
terug te keeren , ofschoon men aan deren togt de ontdekking van on-
derscheldene punten te danken bad. Wei verre van door deze teleur-
stelling den mued te verlieren , werd hun ijver nog te meer aange-
vuurd, en reeds in het volgende jaar werd een eskader van zeven
sehepen uitgerust, om deze vaart andermaal te beproeven. Van deze
vloot was het opperbevel opgedragen aart C ornelis Gornelisz. N ev , als
Admiraal of Opper-lotendanl, terwijl bovengenoemde W illem R arendsz.
en T egnalis mede het bevel over een schip hadden, en pnder de Com-
miesen of Opperkooplieden, van wege den Stadhouder en de Staten ,
J acob vah H eemskerk en J an H ugo van L inschoten , die deze eerste reizen
besclireven heeft , en J an Cornelisz. Rijp zieh bevonden. Doch
reeds bij de zeeengte , welke het W a a tg a t genoemd wordt, vonden
zij de zee derwijzc met ijsgevaarten opgevnld , dat zij , ondanks alle
inspanning van krachten, wederom genoodzarakt wareh, na eerie'vruch-
telooze reize , terug te keeren. Doch nog teeninaal wilde de löffelijke
Regering der stad Amsterdam dezen togt beproeven y en rustle in het
begin van 1896 twee schepen u it , waarvan op het eene J acob van
H eemskerk het bevel voerde, die den wakkeren W ileem B arendsz. als
Stuurraan bij zieh aan boord had, terwijl het andere aan J an C orneLis z .
R i j p was loevertrouwd. De Regering had eene belooning van vijf en
twintig duizend gulden toegezegd , aan dengene , die dezeh togt zoiide
ten uitvoer brengen, terwijl ook aan de manschap der schepen aan-
zienlijke sommen waren beloofd geworden. Doch hoezeer wederom
alle mogelijke moeite werd aangeivend, om het doel te bereiken , en
op dezen togt Spitsbergen, het Beereneiland enz. werden ontdpkt en
zij mCer dan twee derden van de kust van Nova-Zembla bevoeren , liep
deze laatste reis nog ongelukkiger af dan de beide vorigen. Na vele nioei-
jelijkheden en gevaren kwam een der beide schepen op Nova-Zembla aan ,
en geraakte aldaar rondom in de ijsbergen bezet, zoodat de be-
manning in dit schrikkelijk koude land den geheelen akeligen winter
Enoest doorbrengen. Van al de manschap kwamen slechts' twaalf
personen in het vaderland terug j onder degenen die van koude en eilende
waren omgekomen , was ook de stoutmoedige W u Eem B arendsz. ,
wiens naam, gelijk mede die van J acob van H eemskerk , door deze reizen
tot bij het laatste nageslaclit geeerd en beroemd zal blijven.
Deze aldus driewerf herhaalde vruchtelooze pogingen , deden ge-
noegzaam blijken , dat de onderneming nietten uitvoer was te brengen.
Hierom zagen de Nederlanders zieh nu genoodzaakt , om , indien zij
den handel op O ost- I ndie niet geheel wilden opgeven , het groote waag-
stuk te ondernemen , längs den gewonen weg , die hunne vijanden aah-
houdend bezochten , door te dringen. Men had biertoe reeds lang het
ontwerp gevormd , toen zulks in het jaar 1899 , na de tweede riiislukte
poging om voorbij China naar Indie te stevenen , door Cörnelis en F r e -
d e r i k Hootman ondernonien werd. Deze hadden zieh eenen langen tijd
t c Lissabon opgehouden , en zieh elke gelegenheid te nutte geniaakt,
om aangaande O o st -Indie , en de vaart derwaarts belangrijke beriglen in te
winnen. ‘‘Hierdoor was C örnelis H outman , zelfs bij de regering van Portugal,
als een verdacht en gevaarlijk persoon in hechtenis gezet. Ge-
' dnrende zijne gevängenschap vond bij gelegenheid öm aan eenlge rijke
Amsterdamsche kooplieden het aanbod te doen , hun , wanneer zij hem
door eenig losgcld weder op vrijc voeten wilden doen stellen, alsdan
zeer gewigtige inlichtingen wegens O ost I ndie te bezorgen. Dit aanbod
werd geredelijk aangenomen, en zoodra H o d tm a n in vrijheid was, he-
„af hij zieh naar zijn vaderland, waar zijne plannen algemeene goed-
keuring verwierven. Dit had ten gevolge, dat voor het eerst m Hol-
land eene maatschappij werd opgerigt, die uit eenige Amsterdamsche
en uitgeweken Antwerpsche kooplieden beslond, en den naam van
C om pagnie va n V e r r e aannam. Vier schepen , onder bevel van H o u t -
man en J a n J a n z . M o l e n a a r , zeilden nu längs den gewonen weg naar I n -
d i r , terwijl zij op hunnen togt achtqreenvolgens de Kaap de Goede-Hoop,
Madagaskar, Sumatra en Java aandeden. Uit de berichten , welke
H o u tm a n bij zijne terugkoinst, wegens In d ie in bet vaderland over-
bragt, bleek nu dat de magt der Portugezen aldaar op verre na zoo
groot niet was als dezen alfijd hadden opgegeven , en men zieh bij ons
te lande altijd had voorgesteld. llierdoor werd de moed der Nederlanders
eensklaps aangövuurd , om in den Indischen handel deel te ne-
men. Nu volgden kort op elkander herhaalde togten naar I n d i e , zoo
wel om de Kaap als om Zuid-Amerika , doör< de Straat van Magellaan,
en , seboon niet alle togten even gelukkig uitvielen , de voorspoedige
terugkomst van de meeste schepen deed den ondernemingslust derwijze
aanwakkeren , dat reeds in het jaar lßOi in Holland eene grootere uit-
rusting, dan alle vorige, tot stand werd gebragt. Deze bestond uit der-
tien schepen , welke allen onder bevel van den reeds genoemden dap-
peren v a n H e em s k e rk naar I n d i e zeilden.
Zoo werd dan de handel op I ndie een onvergeetbaar gedenkteeken
van de verbazende vlijt, de standvastigheid, devolharding, de onver-
schrokkenheid en den onwankelbaren moed önzer voorvaderen. In den
löop dier eerste vijf jaren van 1895—1600, hadden de Nederlanders
bijna veertig schepen naar Oost- I ndie uilgerust. Hierdoor rees de ijver-
zucht en de nijd der Spanjaarden en Portugezen ten hoogsten top.
De ontluikende en steeds toenemende handel der Nederlanders dreigde
die van de Portugezen geheel te zullen verdringen , gelijk zulks ook
werkelijk plaats gehad heeft, toen onze landgenooten zieh in de nood-
zakelijkheid bevonden, om de geweldenarijen der Portugezen, met
kracht van wapenen te keer :te gaan. Afzohderlijke uitrustingien
van enkele kooplieden waren daartoe ongenoegzaam , en de handelsbe-
behoefte deed weldra bedacht zijn op middeleny om zieh voor de
aanrandingen eens overmagtigen vijands te beveiligen. Ingevolge de
vadeilandscbe leuze, Eendragt maakt magt, vereenigden- zieh nu de
vermögendste kooplieden tot eene enkele Handelmaatschappij : längs
dezen weg 1 ontstond uit de vroeger afzonderlijke uitrustingen langza-
merhand de magtige maatschappij , welke de Oostindische Compagnie
werd genoemd. Aan deze maatschappij werd een opzetteiijk octrooi, of
eene bepaling van hare regten en verpligtingen door de Nederlandsche
regering uitgevaardigd.
In het jaar 1610 vertrok P ie t er B oth naar I ndie , als Opperbevel-
bebber van alle bezittingen der Oost-Indische -Compagnie , en bij was
ook de eerste die den titel van Gouverneur-Generaal voerde;
Van toen af is N e^ lands- Indie door Gonveineurs-Generaal bestuurd
geworden, zijnde de achtereenvolgende geweest:
P ie t e r B oth , 1610—1614 * geb. te Amersfoort, op de kust van Man-
ricius schipbreuk geleden en aldaar overleden in 1613.
G e r r it R e tn s t , 1614—1615, geb..te Amsterdam , ■{•.te Batavia 20 December
1618.
L aoreni R ea e l , 1615—1619, geb. te Amsterdam , aldaar 21 October
1637.