zieh onderscheidenen op de visscherij in de veenplassen van deze en nabu-
rige gem., als ook op de zalmvangst toe. Nog worden door eenige cige-
naren turf geyeend en grooten handel daarin gedroven. Men heeit er de
vollende fabrijken en trafijken , als : 2 binnenvaarts-scheepstimmerwer-
ven, 1 loodvvitfabrijk, 2 touwslagerijen, 1 aardappelen-siroopfabryk ,
1 hapelffieterij , 2 loodaschbranderijen, 2 lakinoesfabrijken , 1 katoen-
drukkerij, 1 f^brijk van verwsioffen, 5 snuit-, 1 stoom-pel- ;1 olie- en
5 korenmolens. De gemeente lydt een groot verlies door bet stilstaan
van de glasblazerij , het verplaatsen der rijkstouwslagerij naar Amsterdam
en andere nadeelen. Ook bad men hier vroeger 1 stijfselfabryk,
welke onlangs gesloopt i s , 1 bierbrouwerij , 8 verwerijen en 3 sacha-
rum-saturni- en sterkwaterfabrijken, welke reeds voor lang hebben opgebouden
te werken. ,
De Herv., die hier ruim 2800 in getal zyn , onder welke 900 Ledematen
maken eene gem. u it, welke tot de klass. van Rotterdam,
ring van Hilleqersberg , behoort. De eerste Hervormde leerreden in deze
gem. is gedaan den 29 Julij 1372 , doch in de volgende veertien jaren
had de gem. nog geen vasten Predikant, zijnde de eerste, die hier
als zoodanig beroepen werd, geweest P h i l i p p u s M i n e l , die in het jaar
1386 herwaarts kwam, en in het jaar 1601 overleed. Het beroep
geschiedt door den kerkeraad, onder agreatie van de Regermg van
Rotterdam. , , .
De 110 Evang. Luth., de 30 Remonstranten en de enkele Doopsgez.,
die zieh hier bevinden , behooren tot hunne respective gem. te Rotterdam,
de enkele R. K. van de Oude Clerezij behoort tot de stat. van
Rotterdam; terwijl de Jiier aanwezige 3 Isr. tot de ringsynagoge van
Rotterdam behooren. .
Men treft er 840 R. K. aan , welke, met die uit de bürg. gem.
C a p p e i le - e n - h e t -S lo t - t e -C a p p e l l e - o p - d e n - 1 J ss e l en IJ s s e l-
m o n d e , eene stat. uitmaken, die tot het aartspr. van Holland-en-
Zeeland, dek. van Schieland, behoort, 730 Communikanten telt, en
door eenen Pastoor en eenen Kapellaan bediend wordt.
Men heeft onder K b a l in g e n eene gemeenteschool en zes kinder-
bewaarscholen , welke gezamenlijk door een gemiddeld getal van
400 ä 430 leerlingen bezocht worden.
Er bestaat ook een D ep a r tem en t der M a a tsch ap p ij : Tot Nut
van ’tAlgemeen, dat den 28 Januarij 1820 opgerigt is en ruim 30 Leden
telt. . . ....
Deze gem. is eene heerl., waarnaar zieh öudtijds een aanzienlijk gestocht
genoemd heeft , hetwelk reeds sedert 400 jaren is uitgestorven,
waarna zij aan het geslacht v a n A s s e n d e l f t gekomen is. De stad Rotterdam
, welke thans nog de heerl. K r ä l in g e n in eigendom bezjt, kocht
haar, in het jaar 1 6 6 9 , van dit geslacht, benevens eenen daarbij
behoorenden grafkelder in de Groote- of St. Laurenskerk te Rotterdam,
welke sedert bij verkoop is overgegaan aan de familie S c h e e p e r s en
van deze aan de familie G e v e r s .
Naardien de kom of kerkbuurt van het oude dorp Krälingen, 1^ u.
N. O. van Rotterdam gelegen, door de uitveeningen langzaam is ontvolkt
geworden, vooral thaus, nu de kerk , de school en het gemeentehuis
verplaatst zijn, kan men de plaats, waar deze gebouwen tegenwoordig
staan, aan de H o f la a n , den Oudendijk en den 'sG r a v enw e g ,
als de kom der gemeente beschouwen , welke zieh van daar thans
onmiddellijk aan Rotterdam , als wäre het eene voorstad daarvan,
aansluit. In dien kring telt men 100 h. en 700 inw,
Het allereerst, dat men onder K r ä l i n g e n van eene kerk gewag vindt
gemaakt, is , dat er eene kapel zoude gestaan hebben aan de Maas,
regt tegen over IJsselmonde, ter plaatse, waar nu het veer is, die van
ouds St. A lb r e c h t sk a p e l genoemd werd, en dat volgens oude brie-
ven J o r i s , bastaard van B r e d e r o d b , welke Overste van de steden
Dordrecht, Rotterdam en Gouda was, op St. Albrechts- of Adelberts-
avond van bet jaar 148 2 , aan deze kapel den eersten steen gelegd
zoude hebben. • Er is echter reden om te gelooven, dat deze kerk
reeds voor 1430 bestond. Wat hier van zij , dit gaat vast , dat de
visschers, eer zij ten haringvangst uitvoeren , hier met menigte kwa-
men aanloopen, om eene goede zeereis en voorspoedige visscherij van
God en de Heiligen af te smeken, zoo als ook nog lang , nadat van
deze kapel niets anders dan een deel puin en vervallen muurwerk was
overgebleven, die plaats dikwijls door de R. K . boeren en dorpelingen
godsdienstig be/ocht werd. Nadat deze kapel in verval was geraakt,
schijnt men, in het jaar 1 3 3 0 , eene andere aan den Veenweg te
hebben gebouwd j hoewel dit volgens anderen reeds in het jaar 1439
zou hebben plaats gehad.' Deze kerk, welke, tot den 12 Maart
1 3 7 2 , bij de Roomsch Katholijken bezeten werd, was waarschijnlijk
aan den H. L a m e r t u s toegewijd en werd voor dien tijd door wereld-
lijke Priesters bediend j terwijl de Pastoor door den Abt van S t . P a u l o s
te Utrecht benoemd werd. Zij werd, in 1844, ten gronde toe geslpopt
en was een langwerpig vierkant gebouw, vroeger met fraai beschilderde
glazen prijkende, onder welke uitmuntle een van -het jaar 1692, aan
de kerk gemaakt door eenen bakkersknecht, genaamd D i r k M a r k u s z
d e R u i t e r , d ie , uit W estplialen naakt en bloot aangekomen , het
eerst zieh te K r ä l i n g e n bij eenen bakker voor knecht had^ verhuurd j
bij dien baas eenigen tijd geweest zijnde, ging hij een reisje naar zijn
vaderland doen, van waar hij eenige zijner landslieden mede bragt;
v a n S p a a n (1) zegt, dat hij voor teerkost naar zijn huis mede nam, een
roggenbrood met krenten en eenige gekookte erwten. Terug gekomen
zijnde, ging hij bij den eenen en anderen boerenbakker werken , ge-
beurde h e t, dat hij geen vaste plaats had, dan sliep hij des nachts
aan den weg , en tegen dat hij weder kwam werken blies hij op eenen
trompet. Zijne spijs bestond in middenriffen , levers, longen en pen-
sen van slagtbeesten j zijne kleeding was sergie of baai, op zynen hoed
droeg hij eene zilveren gesp; alle verspillingen, die hij deed, waren
in rottingen, dezen had hij verscheidene, en onderscheiden beslagen,
zoo met zilver, koper of blik, als lin , ijzer of staal; bij zijn ster-
ven wilde hij noch Predikant, noch Pastoor bij zieh hebben, maar
vermits hij eenig ongenoegen tegen zijne familie had opgevat, maakte
hy alles, wat hij door zijne sobere levenswijze had vergaderd, aan de
kerk van K r ä l i n g e n , onder beding, dat na zijnen dood daarvoor moesten
gemaakt worden twee zilveren bekers en twee dergelijke schoteis, ten
gebruike bij de bediening van het H. Avomdniaal, alsmede een zilveren
doopbekken, een koperen lessenaar en eenen dergelijken vöor den
predikstoel. Het bord, waarop de wet geschilderd was, moest met ver-
gulden letteren beschilderd worden ; verder moest, uit zijne goederen ,
bekostigd worden een kerkglas, bcscbrlderd met zijn wapen , zijnde
twee bakkers broodpafen , met vergulde brooden , en daaronder zijnen
naam, met alle welke sieraden de kerk ook nog pronkte loen zij af-
gebroken werd. Hij begeerde verder, dat de dragers van zijn lijk ,
( i ) Bcschrijving van Rotterdam, bl. 168-172