in 1838 is afgebroken, terwijl slechts de toren is blijven staan. Deze
kerken worden door eenen Predikant bediend. Men telt er 220 zielen ,
onder welke 70 Ledematen. De eerste, die in deze gem. bet leeraar-
ambt heeft waargenomen , is geweest F okke J ochems , die in bet jaar
1620 naar Oosterwierum vertrok.
IDAARDERADEEL of Y d a a rd era d ee l , eertijds in hei Oud-Frieseh
E da- w er d er a d e e l , griet., pro v. Fricsland, kw. Oostergoo•, arr. Leeu-
warden, kant. Rauwerd (1 k. d., 13 m. k., 5 s. d.); palende N. aan
de griet. Leeuwarderadeel, X. 0 . en 0 . aan Tietjerksteradeel, Z. 0 . aan
Smallingerland , Z. aan Utingeradeel, Z. W. aan Rauwerderhem , W- aan
Baarderadeel.
Zij is de tiende griet. van Oostergoo, is van het N. naar het
Z. 3 u. lang, en van het W. naar het 0 . 2 u. breed , en bevat de
volgende acht d.: Ida a rd, Aegura , R o o r d a h u i z um, F r i e n s ,
Grouw, Wa r r e g a , AVarst i ens en Wa r t ena ; beslaat, volgens
bet kadaster, eene oppervlakte van 6871 bund. 41 v. r. 42 v. eil.,
waaronder 6334 bund. 74 v. r. 6 v, eil. belastbaar land. Men telt
er 622 b., bewoond door 862 huisgez., uitmakende eene bevolking van
ruim 4100 inw., die meest hun bestaan vinden in bandel in boter,
kaas, granen en cichorei, veefokkerij, visscherij en boerderij , zon-
der landbouw. Men heeft er bovendien ook 7 scheepstimmerwerven,
8 looijerijen, 2 cichoreifabryken , 1 olie- en 1 roggemolen.
De landen van I d a a rd e ra d e e e en meer anderen , ten Oosten en ten
Zuiden daaraan grenzende, worden genoemd de Wa t e r - of Lage-
1 an den , waarom zij door polderdijken en watermolens , tot geschikt
wei- en faooiland moeten bruikbaar gehouden worden, en gedurige
yoorzieningen noodig hebben.
Men heeft er een aantal vischrijke meertjes en vaarten, die haar
in alle rigtiiigen doorstroomen. De voornaamste daarvan zijn : het
P i km e e r , d eWi jd e -E e , de L a n g e -L i t s , het Time r t s -me e r ,
bet A u k e -H in n e s -me e r , benevens de Gr a f t , de G a l l e , de
Grouw, het D e e l , het L a n g d e e l , de Muzel , het Zw i n , de
Vaart-van - G rouw - naar-Lee u warden en de F o l k e r t s - s l o o t .
Oudlijds had men hier nög het Hempensermeer , Jornahuiste r-
me e r en het Wa r r e g a a s t e rme e r , welke reeds v66r een aantal
jaren zijn ingedijkt geworden. * * _ ■
De Herv., die hier ruim 2400 in getal zijn, maken de.volgende vier
gem. uit: Grouw, Idaard - Aegn m- en-F riens , Roordahuizum
en Wa r r e g a -Wa r s t i e n s - e n -W art e n a , welke tot de klass. van
Leeuwarden, ring van Wirdum , behooren, en zeven kerken hebben.
De Doopsgez., van welke men er ruim 1200 aantreft, maken de
gem. van Grouw en Wa r r e g a uit.
De R. K., die men er 430 telt, onder welke 210 Communikanten,
maken de stat. van Warrega uit, met eene kerk in de zoogenaamde
Kl e in e o f J o r n a h u i s t e r -m e e r .
Men heeft in deze griet. zeven scholen, met een gemiddeld getal
van 300 leerlingen.
Vroeger lagen hier de staten F r i e sma , B e s l in g a , H e s s i n g a ,
Popma , Roorda, Tjepma cnz., van welken alleen de beide eerste
nog in wezen zijn.
Ook deze griet werd door de overstrooming van 3 en 6 February
1823 bijna geheel onder water gezet; terwijl het water e r , met den
hoogsten stand, vier en zeventig duimen boven het hoogste bekende
winterpeil bereikte» Het eenigste plekje, dat in dit gedeelte der
I D J.
provincie vrij van overstrooming bleef, was het Warregaaster-Groote-
meer met nog eenige landen aan de noordelijke grens gelegen. In het
Zuiden der grietenij , en bepaaldelijk onder de dorpen Grouw , Friens,
een gedeelte van Roordahuizum , Idaard en Aegum, was het water
van den beginne af zeer zout, en meer noordelijk werd het ziltig ,
ziinde echter de landen onder Wartena, voor het grootste gedeelte,
en die onder Warrega en Warstiens, geheel door het boezemwater
overstroomd. Elf boeren waren genoodzaakt met hun vee > ^u's en
stalling te verlaten, en woonden bij anderen in , of verbleyen in zoogenaamde
koeschuiten, terwijl bij een daarvan bet water twee el en
eene palm boog in zijne woning stond, zoodat ook een gedeelte daar-
vau met zijne schuur vermeid werd. Bij het onheil en de vele moeije-
lijkheden door den krachtigen aandrangvan den vloed veroorzaakt, werd
ook in deze grietenij, bij den invallenden vorst van 6 tot 7 Februarij,
door eene sterke opzetting en kruijing van het ijs, veel schade aan
woningen , gebouwen en watermolens aangerigt. Vier honderd zestien
duizend ponden hooi werden bedorven, vele polderdijken vernield, en
hoewel geene* menschen of vee zijn omgekomen , was de algemeene
schade der ingezetenen van veel belang.
Het wapen van I daahderadeel bestaat in een veld van azuur (blaauw),
met twee halve manen van zilver op elkander, de bovenste met de
punten naar boven, de onderste met de punten naar beneden.
IDAARDER-VAART , vaart, pro v. Friesland, kw. Oostergoo, griet.
Idaarderadeel, die uit het Oude-Zwin, bij Roordahuizum voortkomen-
de , längs Idaard oostw'aarts voortloopende, in de Leeuwarder- en Grouw-
ster-vaart uitkomt, en zieh zuidwaarts met eenen tak naar Grouw uitstrekt.
MMWR V I ■'1 *8
IDAERS, volk in Oost-Indie, op het Sundaschc eil. Romeo. Zie
B atakr s .
IDE , geb. in het dingspei Noorderveld, prov. Drenthe. Zie I J d e .
IDEMA, voorm. state, prov. Friesland, kw. Oostergoo, griet. Kol-
lumerland-en-Nieuwkruisland, arr. en 4J u. 0 . N. 0 . van Leeuwarden,
kant. en 1J u. Jj. Z. 0 . van Dockum, J u. N. N. W. van
Westergeest, waartoe Ket behoort.
IDEWALLE, oud leen in Staats-Viaanderen, prov. Zeeland. Zie
I J d ew a ix e .
1DEWEER, geh. in Fivelgo, prov. Groningen, arr., kant. en 1 u.
■O. ten Z. van Ajtpingedam, gem. en u. Z. van D e lfzijl, J u.
Z. W. van Farmsum, waartoe het behoort; met 2 h. en 14 inw.
IDJING of I djirgsche-G ebergte , bergketen in Oost-Indie, eil. Java,
resid. Bezoeki, welke bergketen het lands. Banjoewangi insluit en op
de zuidkust van Java en den berg Karang-Pedang eindigt.
Tot dezen bergketen behooren de vuurbergen Ta s s en i en Lamonga.
IDJING, berg in Oost-Indie, op het eil. Java, resid. Bezoeki, ads.
•res. en 24 u. gaans van Banjoewangi, een der toppen van het Idjing-
sche-geborgte.
Deze berg begon omtrent half Januarij 1817 te branden, zoodat de
uitwerking daarvan schrik en angst onder de bewoners der omliggende
landstreken verspreidde , vooral in den nac'ht van den 23 op den 24 Januarij,
h?d eene sterke uitbarsting plaats; hooge kolommen van vuur,
rook en brandende stoffen , begonnen toen met ontzettende slagen ,
gelijk aan die van den donder of van zwaar geschut, en waardoor de
grond zelfs te Banjoewangi dreunde, uit den berg op te rijzen , en
weidra overdekte eene verbazende hoeveelheid asch, aarde en zwavel,