»oorten van pisang of bananen, en veelerlei andere granen ; boomten
veldvruchten en wortelgewassen zijn , nevens deze voedingsmiddelen
, welke de natuur met kwistige hand aan armen en rijken aanbiedt,
menigvuldig. Voor den bandel is de koflij op J ava bet kostbaarste
product. Het snikerriet, de peper, de lom of indigo , cardamon,
tabak , betel, kurkuma, katoen , gember en eene meni'gte verw- en
geneeskundige planten , zyn de verdere vruchten van inlandsche land-
bouw en kultuur. . _
Het dierenrijk is niet minder verscheiden ; onder de tamme dieren
staat de buffel of karbonw op den voorgrond , die tot den akkerbouw
, bet vervoercn van lasten en tot vele andere einden van onbe-
rekenbaar nut i s , en het Europescbe rundvee, dat op J ava inge-
voerd , maar niet hoog in acbting i s , voor de inboorlingen ligt ont-
beerbaar maakt, gelyk -bij ook de dienst der paarden vervult, die
op dit eil. niet zeldzaam, maar toch over bet algemeen klein, zwak
en niet fraai van bouw zijn. Schapen, geiten en bokken, en het kale,
zwarte, vooral bij de Ghinezen hoog gescbatte varken, als ook, onder de
eigenlijke huisdieren, hond en kat mist men in weinig woningen. Van
wild gcdierten beeft J ava : apen, eekhorens , vcldmuizen, egels en soort-
gelijke dieren , in ontelbare verscheidenheid, verschillende soorten van
lierten en antelopen , en in de binnenlanden, hier en daar rhinoceros-
sen en tijgers, onder welke de echte Bengaalsche en de zwarte tijger,
benevens kleine luipaarden en jakbalzen, die evenzeer de rust van den
inlander verstoren , als zij de voorwerpen van een hartstogtelijken jagt-
lust zijn. De kaaiman, eene soort van krokodil, is in de Javaansche
wateren zeer menigvuldig, en aan vogels en insecten biedt de natuur
hier den onderzoeker een onbegrensd veld ter nasporing aan.
De bevolking bestaat, behalve uit eenige Europeanen, uit Javanen,
Maleijers, Chinezen en Arabieren $ de oorspronkelijke bewoners van
het eiland, de Javanen, kent men aan hun breed voorhoofd, en een’
neus, die van boven eenigzins plat en van voren iets gebogen is ;
hun haar is lang , git zwart, en verkrijgt door de kokosölie, waarmede
zij het gedurig bestrijken, eene ongemeene glanzigheid ; zij zijn ligt
brnin van huid, bezitten veel spierkracht en onderscheiden zieh ,
vooral de vrouwen , door. wezenlijke plastische schoonheid van vorm
en gelaatstrekken. Betreffende hun aard en karakter legt een naauw-
lettend waamemer, die lang in hun midden leefde, het volgende ge-
tuigenis af. » De Javaan is ten uiterste aan zijnen geboortegrond ge-
» hecht, kinderliefde en eerbied jegens zijne ouders , zijn hem in groote
» mate eigen ,. hij is lijdzaam, matig , leerzaam , somtijds mededoo-
» gend , altijd gastvrij, bij is tot vrolijkheid geneigd , zonder luid-
» rugtig te zijn , hij onderwerpt zieh gaarne aan het gezag , hetwelk
>1 door zijne inlandsche hoofden als nüttig erkend wordt, hij is
>’ goedaardig , wanneer zijne hartstogten niet in beweging worden ge-
» bragt, en is doorgaans aan zijne verbindtenissen getrouw. Aan den
» anderen kant is de Javaan onnoozel en bijgeloovig, jaloersch en
« wraakgierig , zoodat hij nimmer eene beleediging vergeet; . hij is
» verkwistend zonder doorzigt, dermale , dat hij ligtelijk de toekomst
» voor het genot des oogenbliks opoffert, Hij is overigens niet met groo-
» ten moed begaafd en zeer schroomachtig ; evenwel ziet men hem nu
» en dan met eene verbazende koelbloedigheid den dood trotseren ; hij
» vreest die minder dan ligchaamsfolteringen of duurzame kastijdingen 5
» hij kan valsch en wreed zijn, wanneer hij verbitlerd is. Maar vooral
» merkwaardig is zijn snelle overgang van trouw en belangeloosheid tot
» de hevigste gemoedsbeweglng, welko-hem gemakkelijk niisdadert doet
» plegen of list doet gebruiken , wanneer' zijne zwakheid of de vtees
» voor straf hem van openlijke wanbedrijven terughoudt; ook is hij
» zelden in Staat, om verzoeki'mtegen te staan.” De Javanen zijn voor
het grootste gedeelte belijders Van den Islam , die, omslreeks het jaar
1405, door den Arabischen Scheick Ibnoe M o e ia n a , algemeen op het
eiland ingevoerd en verbreid werd. Voor dien tijd was de bevolking
de leer van B dddha toegedaan , van welke men hier en daar in de
binnenlanden en op Madura nog enkele verstrooide aanhangers aantreft,
gelijk ook vele, tegenwoordig nog naast het Mahomedaansehe stand
houdende ,* gebruiken en overleveringen, kennclijk uit die voorouderiijke
Hindostansche godsdienst, zijn overgebleven. Evenwel moet ook de
vereering van B r a ba op het eiland geheerscht hebben , en hebben vele
oude overblijfsels in het binnenland daarop kennelijk hetrckkiug-. —
De Javaansche taal is zeer rijk. Zij beeft de bijzonderheid van uit
twee dialecten of tongvallen te bestaan, waarvan men- de eene de hof-
en de andere de volkstaal zoude kunnen noemen , terwijl het dialeet,
dat de aanzienlijke tegen den geringen Javaan. bezigt, niet ook om~
gekeerd door dezen tot genen mag worden: gebruikt.
De Maleijers zijn op J ava zeer talrijk, en sehijnen zieh van het schier-
eiland van Malakka, volgens sommigen hun oörspronkelijk vaderland,
over meest alle Sunda-eilanden te hebben verspreid. Zij hebben hunne
bijzondere taal, die door langdurige omgang met een aantal Javaansche
woorden verrijkt is , en belijden de Mahomedaansehe godsdienst. Le-
ven’diger , woester, in alles hartslogtelijker en driftiger dan de Javaan ,
leggen zij zieh zeldzamer dan deze op den landbouw of op andere stille
bedrijven toe, maar bemoeijen zieh meer met den handel en zijn stoute
schippers, zoodat onder hen ook de zeeroovers gevonden werden , die
door hunne koenheid en onmenschelijke wreedheid zoo lang de schrik
en geesel der Javaansche zeeen waren.
Eene andere gewigtige klasse van vreemdelingen op J ava zijn de
Chinezen , die bij voorkeur in de drie hoofdsteden Batavia, Samarang
en Soerabaya bun verblijf houden , zieh door schranderheid , vlijt en
nijverbeid onderscheiden , en het leven en de ziel uitmaken van den
binnenlandschen handel. Niettegenstaande de Indische Regering, bij
besluit van den Gouverneur-Generaal, in dato 14 November 1837, no. 1,
het aanbrengen van Chinesche nieuwelingen verboden heeft, groeit hun
getal | dat sedert den binnenlandschen oorlog en de vervolging , die
zij in 1742 ondergaan hebben, zeer verminderd was, nog bestendig
aan , door de jaarlijks uit China overkomende jonken, en kan thans
wel op meer dan 100,000 geschat worden.
De Arabieren, die er gevestigd zijn , bepalen zieh , als handeldrijvend
volk, mede tot de hoofdplaatsen. Ook treft men er zoogenaamde Mooren
aan , die zieh van de kusten van Coromandel en Malabaar op dit
eiland nederzetten. Voorts heeft men er Boeginezen of Makassaren,
Amboinezen en Bengalezen, benevens de weleer talrijke klasse van sla-
ven, die-voor het grootste gedeelte van Bali en Celebes herwaarts gebragt
werden, doch welk getal, z6o wel door vrijlating, als ten gevolge
van de verbodswetten tegen den slavenhandel, sedert de laatstc vijf
en twintig jaren merkbaar verminderd is.
De bevolking van het eil. J ava zou , volgens de in Mei 1840 bevolene ,
en in Februarij 1841 volbragte volkstelling, een getal van 7,200,000
menschen bedragen, van welke 3,180,000 van het mannelijke en
4,020,000 van het vrouwelijke geslacht. Het getal der Europesche