Het heclt eenen geringen omtrek, is geheel inet woningen bebouwd
en bestaat uit lagen zandgrond. -De bewoners zijn vcrdeeld onder het
bestaub van den lladja van Kclwaric, en van den Kommandant Kal*
taayj de onderhoorigen van laats^genoemden makcn slecbts een gering
gedeelle u it, en bewonen de westzijde van het eiland. Hunne wonin.
gen zijn m twee dorpen verdeeld , -die van elkander gescheidcn zijn
door muren van klipsteenen, ter hoogte van 6 en ter dikte van 2 voet’
Een dergclijke rmgmuur is rondom- het eiland opgetrokken , en enkek
buizen van vermögende invvoners , zijn afzonderlijk inet zulk eenen
nauur omringd. Vele dezer woningen zijn op palen gebouwd, zoo dat
zij 3 of 4 voctcn bovcn den grond staan, zij hebhen een zeer onzinde-
hjk voorkomcn , waardoor men op het ecrste aanzien deze huizen voor
zeer armoedig en verwaarloosd zoude houden. llondom dat eiland
loopl de koraalgrond veraf in zee, en maakt het vooral aan de noord-
zijde moeijelijk de kust te naderen. Het dorp ligt binnen het bereik
van het geschut der schepen, die op de kust ten anker komen, en
in geval men dit eiland vijandelijk moest aanvallen , zoude men de kust
op een snaphaanschot kunnen naderen. De beste landingsplaats zoude
in eene kom aan de noordzijde zijn • de sloepen kunnen echter over
de droogten komen. Met een enkel raschip en eenige kleine vaartui-
gen zoude de plaals te nemen zijn. Deze weerlooze gesteldheid is ook
oorzaak, dat de Inländers, alleen uit vrees, de bevelen van het gou-
vernement eerbiedjgen; terwijl zij roofzuchtig en woelziek van aard zijn.
Daar zij overtuigd zijn van de mildheid onzer regering, makcn zij
daarvan niet zelden mishruik , door het bedrijven van zeerooverij'en
den smokkelhandel in muskaatnoten en kruidnagelen, -welke zij legen
huskruid en wapenen verruilen.
KEMA, berg in Oost-Indie,, op het Sundasche eil. Celebes, resid.
Menado, m de nabijheid van de Doodkisten-baai, een der toppen van
•het gebergte Kemaas. Het is eene nog werkende vuurberg.
KEMA of Kemma , d. in Oost-Indie , op het Sundasche eil. Celebes,
resid. en 21 palen Z. W. van Menado, distr. Tonsea, waarvan
bet de hoofdplaats is, aan den voet van denr berg Klahat en aan eene
goede reede, welke hier eene bogt vormt.'
Van de reede yertoont zieh Kema geheel niet onbevallig : het blok-
huis, de eenvoudige, maar zindelijke woningen, het van volk weme-
Icnde Strand, dat hier eene uitgestrektc bogt beschrijft, de lalrijke
visschers- en andere vaartuigen, die längs de kusten wemelen, en
bovenal het schilderachtig fraaije bergachtige land, maken dit gezigt
inderdaad bekoorlijk. De bevolking geniet veel welvaart, en bestaat
grootendeels door den kleinhandel met de schepen , die aldaar water
en lerensmiddelcn komen innemen. Onder deze schepen telt
inen soms tot derlig Zuidzeevaarders (whalers) • ook de vaartuigen van
üorontale (Goenong-Talokh) en van andere plaatsen, in de baai van
dien naam gelegen, komen te Kema handel drijven. Hierdoor ontstaat
eene bewegmg, eene werkzaamheid , eene drokle onder de bevolking,
■welke men slechts in weinige zoo afgelegene bezittingen in Indie aan-
trelt. De touwslagerij, alhier door bet Nederlaudsch bestuur, tot het
vervaardigen van goemoetoe-touwwerk, opgerigt, is mede een aan-
zicnhjkc bron van vlijt en gevolgelijk van welvaart. De ingezetenen
leveren de goemoetoe-draden (van den arang- of sagowierboom af-
komslig) aan het gouvernement voor 2 gülden 40 cents de honderd
strengen ; zeer goede touwen van allerlei zwaarte worden hier gesla-
g en , en ten behoeve der marine naar Java verzonden. De huizen
zijn op palen gebouwd , zoo dat men er met eenen lad der of trap
inklimt; z\j zijn veel grooter dan de woningen der Javasehe dorpen ,
maar elke woning te K ema wordt ook door drie , zelfs vier huisgezin-
nen bewoond.
Het d. K em a , mitsgaders de overige daarbij behoorende dorpen,
staan onder een hoofd , den titel voerende van Kapala-ßalok. Deze
titel heeft zijnen oorsprong in de verpligting, die eert(jds op de hoof-
den rustte, om aan de Oostindische Compagnie ijzerhouten balken te
leveren. Onder deze Kapala-Balok of Balkhoofdman worden de overige
dorpen door Hoekoms (Regters) bestuurd. De Kapala-ßalok van K ema
is een Christen , ofschoon hij tot het volk des lands behoort. De
Hoekoms, die hier wonen , zijn alle Alfoeren ; zij dragen in den
eigenlijken zin geene kleederen, maar zijn alleenlijk om het middel
en over de schouders behängen , met patolos van roode zijde. Zij
hebben op het hoofd eene soort van tulband, met eenen paradijsvogel
of ander versiersel en een zeker gouden sieraad, in de gedaante van
eencri omgekrulden rams- of bokshoorn. Dit laatste tooisel schijnt bij
hen een onmisbaar stuk te zijn, waarschijnlijk eene soort van deco-
ratie, die hunne waardigheid aan den dag legt 5 om den hals dragen
zij snoeren van groote- kralen van allerlei kleuren, soms ook wel van
kornalijnsteen vervaardigd. Alle deze sieraden worden Poesaka bij
hen genoemd , en gevolgelijk als erfelijke, maar onvervreemdbare
regalia door hen aangemerkt.
Het land tusschen Kema en Menado is heuvelachtig en fraai. De
berg Klabat bevindt zieh ter regterzijde van den weg of liever van het
pad. Het aardrijk is overal met welig plantsoen bedekt; nergens ont-
waart men een onbewassen plekje gronds. Bijzonder in de nabijheid
van-Kema onderscheidt men onder het digte geboomte zeer vele arung-
of sagowierboomen. De grond bestaat rmeest uit zandachtige graauwe
aarde , zonder eenige de minste kalk of andere steenachtige deelen ver-
mengd. Rijst wordt in deze landstreek tamelijk veel gebouwd; men
ziet hier en daar heuvelen met dit graan bedekt; het groeit op de
meeste plaatsen onder bladerlooze arungboomen , die waarschijnlijk op-
zettelijk van hunne kroonen beroofd zijn geworden. Sedert het jaar
1822 is door het gouvernement de koffijteelt onder de bevolking dezer
streken ingevoerd ; een aantal Javanen is destijds herwaarts gezon-
den, om de inboorlingen in de aankweeking van dat produkt onder-
rigt te geven , en de goede uitslag van deze belangrijke onderneming,
heeft de daaraan bestede zorgen naar wensch beloond. Op den weg
van Kema naar Menado onlmoet men eene menigte koffijtuinen, waarvan
elk van vijf tot zes duizend boomen t e lt , die er zeer welig op-
groeijen. De. schaduwboomen , of die welker lommer de koffijboomen
tegen de bitte der zon beschütten moeten , zijn hier schaars, en zelfs
in sommige tuinen in het geheel niet voorhanden. De dadap , die tot
dat einde in de koffijtuinen op Java gebruikt wordt, wil op den duur
in de omstreken van Kema niet tieren.
De inwoners schijnen een zeer goedhartig, vriendelijk en dienstvaar-
dig volk te zijn , geslepenheid en fijne huichelarij kan men bij zulk
eene natuurlijke, onbedorvene en önnoozele bevolking, toch niet wel
veronderstellen.
KEMAAS of O e s t e r b e r g e s , gebergte in Oost-Indie, op het Sundasche
eil. Celebes, resid. Menado.
Deze bergen hebben in het jaar 1680 vreeselijk gewoed «n een
groot gcdeelte lands omgekeerd.