verge ving wegens het gebenrde te verzoeken. Do Spanjaard ontving
hen gtinstig en beloofde voor de stad bij den Koning te zullen spre-
ken , inmiddels ter zijner geruststelling zorg dragende, dat zg vaa
genoegzam« bezetting werd voorzien.
In bet jaar 1878 stelde de Graaf van Rennenberg pogingen in bet
werk tot bet bedwingen der stad, en zond W olter Hegeman a f, om
haar, met eenige anderen als kooplieden vermond, te verrassen;
doch dit mislukt zijnde, besloot hij Kämpen te belegeren, hetwelk
door 5500 man Duitschers van Polwijler en den TIeer van F ar bezet
was. Wegens gebrek, zoo aan volk als aan krijgsbehoeften, werd
de belegering in den beginne maar slap voortgezet. De bezetting
deed stoute uitvallen , in eenen van welken zij eene groote voorstad,
de Hage genaamd, plat brandde. Omtrent het midden van Junij
bekwam Rennenberg meer onderstand, hetwelk hem in Staat stelde de
stad sterker te benaauwen , zoodat die van binnen zieh genoodzaakt
vonden het zilverwerk uit de kerken en kloosters te halen;, waarvan
zij ronde penningen van 42 stuivers sloegen, klipping-penningen ge-
noemd, met het volgende opschrift: extremum, subsidium (d. i.: het
uiterste plegtanker). Men bragt ook zes kartouwen van Utrecht voor
de stad , doch de geheele magt der belegeraars beliep niet boven de
duizend koppen, en eerst den 17 Julij, toen de muur tusschen den
Kalverrakschenweg en de Hagepoort, door het geschut der belegeraars
omvergeworpen was en de bezetting de hoop op ontzet opgaf, trad zij
in eene onderhandeling, welke drie dagen later van de overgave gc-
volgd werd.
De verdeeldheid onder de burgerij , uit het verschil van godsdienst
ontstaan, baarde vervolgens geene geringe bewegingj want daar er in
het jaar 1878 een besluit genomen was, dat, zoo er in eenige stad
honderd huisgezinnen van de Hervormde godsdienst waren, men aan
dezen eene kerk moest inruimen , eischien die van Kämpen insgelijks
eene kerk ; doch hiermede niet tevreden, wilden zij mede voor het
onderhoud hunner Leeraren gezorgd hebben, hetwelk de Regering,
die meest uit R. K. bestond, weigerde. Hierop werden de Mindcr-
broeders door de Hervormden met geweld uit de stad en uit het
klooster gedreven; doch de Roomschgezinden haalden ze weder binnen
en bragten hen, dien eigen avond, weder in het klooster. Deze laat-
sten zieh heimelijk gewapend en bij het vaandel van toe Boecop gevoegd
hebbende, trokken weinige dagen daarna de alarmklok en meenden
de Hervormden te overvallen; doch deze, zieh bij het raadhuis, onder
het vaandel van J an Jansz. be Lange, geschaard hebbende, waren zoo
wel op hunne hoede, dat de aanranders het weldra te kwaad zouden
hebben gekregen, en er zou een zwaar bloedbad zijn voorgevallen,
ware de zaak niet door Burgemeesler Kistemaker en J an J ansz, de Lange
bijgelegd.
Gelukkig was W illem, Prins van Oranje, binnen R ampen, toen de
tijding, dat de, Graaf van Rennenberg zieh, ten behoeve des Konings,
van Groningen verzekerd had, aldaar aankwam; want de Slaatsgezin-
den waren daar zoo beducht voor de bedoeling van de tegenpartij', dat
zij, om hunne partij te versterken, een vaandel knechten bij verrassing
binnen de stad bragten. De Prins stelde alles in het werk , om de
stad onder de gehoorzaamheid van de Algemeene Staten te behouden,
en begaf zieh daarop naar Holland ; doch het. was hem ondoenlijk.,
om de sterke verdeeldheid , welke te Kämpen bestond, te doen op-
honden. Vier of vijf weken na zijn vertrek sloven eenige burgers,
•terwijl de Regering vergaderd was , de raadzaal in , dwongen acht der
Burgemeesters aanstonds af te treden en leidden hen dadelijk de stad
uit. Velen der vermögendste Roomschgezinden zonden hunne voor-
naamste kostbaarheden jj veiligheidshalve , naar Zwolle, eene voorzorg,
die hen echter kwalijk bekwam , aangezien de huizen, waar men de
goederen bewaarde, in de beroerte, welke kort daarna binnen die stad
ontstond , door de Onroomschen geplunderd werden. De overhand door
dezen op de Roomschgezinden behouden , liadden zij groötendeels te
danken aan eenig krijgsvolk, hun uit Kämpen toegezonden. Eenige
Kamper burgers , die met hetzelfde oogmerk naar Zwolle togen , werden
op weg door eene hoop misnoegde boeren onderschept en afgemaakt.
In 1884 nam de Spaansche Veldheer Verddgo voor , zieh door ver-
raad van Kämpen meester te maken , ten welke einde hij, uit Steen-
wijk, derwaarts getrokken was, aan het hoofd van acht honderd man ,
•doch de verrader, J an Hendrikz. van Amsterdam, die aangenomen
had de stad in brand te steken, geraakte in heehtenis en onderging
de verdiende straf.
Het omslaan van Nijmegen naar de Spaansche zij de , bragt de naaste
steden in gelijk gevaar. Te Kämpen liepen de Spaanschgezinden, den
17 Maart, te hoop. De Staatsche burgers grepen ook naar het
zwaard , en het geraakte cerlang van wederzijde uit de schede. Doch
Hopman Maarten Woleswinkel stilde gelukkig het o'proer.
In de volgende eeuw , toen de geest van onverdraagzaamheid, in de
nu overheerde Roomschgezinden, geen genoegzaam voorwerp voor zij—
nen ijver meer kunnende vinden, de Hervormden zelve tegen elkander
opruide, waren de uitwerkselen der verdeeldheid te Kämpen sterker in
het oog loopende, dan in de twee andere steden van Overijssel. De partij
der Remonstranten, elders te zwak, om niet voor de overmagt van hare
tegenstrevers te bukken , was te Kämpen de talrijkste, en tevens vast
besloten om hare zaak met nadruk voor te staan. Behalve vele
Jeden der Regering, telde men onder hen de Rector der Latijnsche
scholen en alle de Predikanten , behalve Daniel Sodterids. Deze, in
Junij 1618, de zaak der Contra-Remonstranten in eene leerrede, naar
het schijnt met veel vuurs, verdedigd hebbende, ontstond er , bij het
scheiden der vergadering, een gemor, welke allengskens luider werd,
en eindelijk de beide partijen aan elkander hielp. Na het stillen
. van den oploop deed de Regering eenigen , die voor de belhamels ge-
houden werden , in heehtenis zetten , doch den volgenden dag kwam
eene menigte Remonstrantsche burgers, met eenen der Predikanten
aan het hoofd , het raadhuis opstappen , om de slaking der gevange-
nen te eischen, en hieraan werd gereedelijk voldaan. Het duurde echter
niet lang of deze aanhang delfde het onderspit, want in 1619
werden de Remonstrantsche Leeraars afgezet, en de Leden der Regering,
die hun waren toegedaan f van hunne bedieningen ontslagen ,
waarna alles in rust geraakte.
Zoodra het gerucht van de aannadering der Keulsche en Munster-
sehe troepen, in het jaar 1672, zieh verspreidde, sloeg men te Kämpen ,
met veel ijver, handen aan het werk, om de stad in goeden Staat
van tegenweer te brengen, niet schroomende zelfs eene ruime voorstad,
onder den naam van de Hage bekend, geheel af te breken , om plaats
te maken voor nieuwe vestingwerken. Op het aanrukken van den vij-
and bleef evenwel het voornaamste ontbreken , namelijk krijgsbehoeften
en volk , en welke pogingen de Regering ook hij den Raad van
SUte, bij den Prins van Oranje en elders, aanwendde, om daarvan