De grond van K en n em er la n d is ten W. zand- en duinachtig, ten'
0 . heeft men, in deze landstreck sclioon weiland , zoo in onderscliei-
dene droog gemaakte meren als elders. Ook is hier liet land van
onderscheidene watertjes doorsneden. Tussclien de Akerslooler- en de
Uitgeestcr-ban liggen twee meren, die gemecnschap met elkander hebben,
de Lange-meer en de Uitgeesler-meer. In de eerste liggen onder-
seheidene kleine eilandjes. Het water de Zaart stroomt insgelijks ter
lengte van ruim twee uren gaans door K e n n em e r l a n d ; terwijl het Groot-
-Noordhollandsch-kanaal er voor een gcdeelte doorloopt,
Het is ten hoogste waarschijnlijk, dat K e n n em e r l a n d zijnen naani
ontleend heeft van de beek of slroom de Kin b e i m, die, of voorlang
verdwenen is, of naar sommiger meening, thans de Zaan heet. Wij-
dcrs scbijnt K e n n em er la n d bij Schrijvers van de tiende eeuw, met
den naam van Kinnem en Ch i nc h ey ne aangeduid te worden.
Naar het algemeen gevoelen hebben de Kaninefaten oudtijds in K en n
em e r l a n d gewoond, doch T a c it o s plaatst dit volk in het eiland der
Batavieren , aan den zeekant, en derhalve bniten de palen van K e n n
em e r l a n d , hetgeen evenwel door andere geschiedkundige bewijzen vol-
komen gelogenstraft wordt. Ook sebijnt men alleen uit eene geringe
overeenkomst tusschen de beide namen , de Kaninefaten voor Renneiners
te houden. In overoude tijden is K e n n em er la n d van het eigenlijke
Holland of van het gebied der Graven, die in latere tijden Graven
van' Holland genoemd zijn , onderseheiden geweest. Toen de Fränkische
Vorsten hier te lande gebied voerden , werd K e n n em e r l a n d , zoo men
wi l , onder den naam van K e n n in , in of omtrent het jabr 826, door
Keizer L o d e w i jk den Vroome, aan R o r ik den Noorman ter leen ge-
geven.
In het jaar 884 werd K e n n em er la n d van de Noormannen overvallenv
Keizer O t to XV gaf Graaf D ir k I I , in het jaar 983 , in eigendom,
al wat hij te voren ter leen bezeten had in de graafschappen Masalant,
Einhem en Texla. Men verstaat door Kinhem K e n n em e r l a n d , en men
vindt in dezen brief den grond van het regt der Hollandsche Graven
over deze landstreek. S iv a a r t of S ik k o , zoon van Graaf A r k o e d en stam-
vader van den huize v a n B r e d e r o d e en T e il in g e n , tronwde eenige jaren
later met T e t t a of T e d b d e g v a n K a s t r ic u m , in K e n n em e r l a n d . De
Kennemers waren toen reeds of werden sedert cijnsbaar aan den Graaf
van Holland. Onder de regering van D ir k VI werden zij zoo zwaar
door schatting gedrukt, dat zij zieh door ’s Graven broeder, F l o r is
den Zwarte, ligtelijk tot eenen opstand lieten bewegen, op hoop,
gelijk onze-Rijmkronijkschrijver zieh nitdrukt, dat zij zieh zelven vrij
mogten vegten. Zij vielen aan op de grafelijke hnizen in K e n n em e r l a n d ,
die tot Haarlem toe alle verbrand werden. Dit gebeurde in of omtrent
het jaar 1132. K enn em er la n d sedert door Graaf W il l em afgeloo-
pen en plat gebrand zijnde , werd er een verdrag tusschen de twee
broeders getroffen. F l o r is III, zoon en opvolger van D ir k VI, schijnt
K e n n em e r l a n d aan zijnen zoon R o e r er t afgestaan te hebben : immers
men vindt deze in soinmige kronijken Prince in Kennemerland genoemd.
Na den dood van D ir k VII en bet huwelijk zijner dochter A d a , met
den Graaf L o d e w i jk v a n L o o n , begeerden de Kennemers W i l l e m , broeder
van Graaf D i r k , tot Landsheer te hebben. A d a , op den burg te
Leyden gevlugt, werd door hem belegerd en gevangen genomen. Zij
trokken sedert, onder het beleid van W ö r t e r v a n E gmond , A l b r e c h t
B a n ja e r t en andere Kennemer Edelen , naar Amstelland en Gooiland,
alwaar zij Amstels vesten, Muiden en Weesp plunderden. Terug
gokeerd werden zij bij Leyden, door den Graaf v an L oon , geslagen,
die sedert door Graaf W il l em genoodzaakt werd het land te ruimen.
Dit viel voor tusschen de jaren 1203 en 1203. Na dien tijd is K en n
em e r la n d den Graaf van Holland onderworpen gebleven. Zij werden
cr afzonjlerUjk ingehuldigd, niet onder den-naam van Graven, maar
onder dien van H e er e n v a n K e n n em e r l a n d . De plegtigheid geschiedde
op eenen heuvel tusschen Haarlem en Alkmaar, bezijden den Heeren-
weg, niet ver van Heemskerk (1). De Graven van Holland stelden
eenen Baljuw over K e n n em e r l a n d aan, die, volgens de handvesten van
F l o r is V , van het jaar 1291, en volgens verscheidene andere handvesten
, nit wettigen bedde gesproten moest zijn. Hertog F il ip s v a n
B o d r g o n d ie beloofde, in een handvest van het jaar 1433, K e n n em e r l a n d
en Kennemergevolg nimmer van de grafelijkbeid te zullen vervreem-
den. De Kennemers zijn tweemaal verklaard van hunne regten ver-
vallcn te zijn. De schattingen en afpersingen hadden hen, omtrent
het jaar 1426, tot eenen opstand gebragt,. zoodat Hertog F il i p s v a n
B oc rgondie , toen Ruwaard van Holland , hen in gemeld jaar hunne
voorregten benam, welke hij hun echter, in het jaar 1433, als Graaf
van Holland , met verrneerdering wedergaf. Andermaal werden zij ,
ten jare 1492, ter gelegenheid van het kaas- en broodspel, door
A l br e ch t van S a k s e n , algemeen Stadhouder dezer landen, wegens M a x i -
h il ia a n en F il ip s v a n O o s t e n r i j k , van hunne handvesten en voorregten
beroofd, welke hij hun echter in dat zelfde jaar wedergaf. Sedert
hebben zij die behouden.
Weleer behoorden de meeste Kennemerlandsche ambachten en dor-
pen onmiddellijk aan de grafelijkheid; eenige weinige werden door
bijzondere Heeren van de grafelijkheid ter leen gehouden. Doch sedert
het verkoopen der meeste ambachtsheerlijkheden in Holland, zijn de
Kennemerlandsche later ook voor het grootste gedeelte leenen der grafelijkheid
geworden. In het criminele behoorden zij echter tot de regt-
banken der bijzondere baljuwschappen , die van ’s Lands Staten af-
hankelijk waren.
De yoornaamste baljuwschappen in K e n n em e r l a n d waren: het Hoog-
bal juws chap van Ke n n eme r l a n d , het Bal juws chap van
Br e de ro de , het B a l j u w s c hap van Bloi s - en-Wi jk , het Bal juws
chap van de Ni euwburgen en het B a l j u ws chap van
de Egmonde n.
KENNEMERLAND, voorm. balj., prov. JYoord-Holland; palende N.
aan het noordelijke gedeelte van Bet balj. van Brederode, N. 0 . aan
het balj. van de Nieuwburgen, 0 . aan het balj. van de Nieuwburgen,
■het balj. van Blois , het IJ en het balj. van Amstelland, Z. aan het
balj. van Rijnland.
De oprigting van dit balj. heeft haren grond gehad in de aanstel-
ling van den Heer G e r r it v an H e e m s k e r k , Ridder, omtrent het jaar
1246, door Koning,W il l e m , tot eersten Baljuw van Kennemerland,
om het overloopen der Friezen te weren. Bij de Stadhouderlijke Rege-
ring werd hij door den Stadhouder aangesteld, hetwelk anders door
de Staten geschiedde. De leenmannen werden jaarlijks, volgens de
schikking der Staten van Holland en Westfriesland, van het jaar 1648,
omtrent Paschen, uit een dubbel getal, hetwelk door Baljuw en
(1 ) Zie het art. Hu l d t o o n er l in dit Woordenboek en het stukje gctiteld: Wandeling van Be-
verwijk naar het Huldtooneel bij Noorddorp, onder Heemskerk, van 0 . G. IIb ld r in g , medege»
■deeld in den Zuid- en HoordihoUandsche VolkarAlmanak voor het j a a r 1 8 4 8 , bl» 33-*46.