vullen en met een ¡ge moeite overmeesterd. Derk en de andere Hoof-'
den weiden , niet als krijgsgevangenen bewaard, maar als misdadigers
in boeijen geworpen. Men beschuldigde hem , in het bijzonder, over
bet breken van zijnen eed , hen allen, over menigvuldige geweldena-
rijen, welke zij tegen stads ingezetenen hadden gepleegd, e n , na
een kort verkoor en daarop gevolgde pijniging , werden drie anderen
openbaar onlbalsd. Deze regtsocfening, en vooral den spoed , wäar-
mede zij ten uitvoer was gebragt, baarde veel opzien, zoo in als bui-
tcn Overijssel. Men mompelde , dat die enkel bet uitwerksel geweest
was van eenen wrok, die sommige leden der Regering tegen Derk
tan den Bergh voedden. Het kapiltel en de stad Munster, bij welken
de bloedverwanten van dezen Edelman zieh om wraak hadden ver-
voegd, schreven op eenen onaaugenamcn toon aan die van Kaufen;
In Gelderlaud , in het Neder-Sticbt, in Overijssel zelf, werd de zaak
zoo kwalijk opgcnomcn , dat de Regering goedvond, zieh , bij open-
lijken gescbrifte , daaromtrent te verdedigen ; dan dit baatte weinig , oni
den Hertog van Gelder, die zieh voornainelijk gehoond rekende, te
doen bcdaren. De toorn van dezen Vorst was zoo hoog gerezen , dat
hij hun , die den onniiu tusschen hem en den Bisschop van Utrecht
zöchten te bemicdelen , te gemoet voerde, dat hij daartoe niet ver-
staan zoude , ten zij deze bein de stad Kämpen hielp straffen. Zijne
pogingen om zieh te wreken, waren ondertusscben van weinig vruoht-.
Ter zee werden zij verijdeld door een goed getal schepen , in Overijssel,
en vooral in Kaufen, uitgerust. Ook werd de stad zelve , door
het opwerpen van twee blokhuizen , beveiligd. Nadat de Gelderschen
Kamperveen geplunderd en in brand gestokcn hadden , zettede de Kampenaars
hun d it , door eenen gelijken inval in het Oldebroek,. betaald.
Een aanslag, om Kaufen met list te verrassen en te overweldigen,
door den Hertog in persoon gesmeed en in het werk gesteld , viel zoo
-rampzalig uit, dat hij genoodzaakt was , met veel verlies van v-olk ,
wederom af te zakken. üesniettegenslaande hervalle de1Hertog na-
derhaud anderinaal dezelfde onderneming ,: doch daar men toen van
binnen nog beter op zijne hoede was, met geen voordeeliger uitslag;
en kort hierna volgde een bestand.
In het jaar 1820 rees er misnoegen tusschen Kaufen, en Z w o lle ,
over bet lolregt op den IJssel. De Bisschoppen van Utrecht badden
namelijk van ouds eenen toi te Kaufen gehad, . welke rceds voorlang
aan de stad verkocht was, en sedert door haar gebeven werd. Het
Zwartewater , bij Zwolle , dat eerst onbevaarbaar was , naderhand doqr
de Vecht meer water uit de veenen ontvangende, was daardoor zoo
wijden diep geworden, dat het door sehepen van malige grootte be-
varen kon worden. Van toen af begonnen de kooplieden , om den
Kamper toi te ontgaan, hunne waren , over Zwolle, naar en van de
Zuiderzee te voeren , waardoor die van Kämpen niet weinig1 afbreuk leden.
De Regering van Kämpen, hierover te onvreden , beweerde , dat
men haar in haar oud regt te kort deed, en stelde eenen nieuwen to i,
aan het Zwartewater, op. Zwolle kantte zieh hier tegen. Het geschil
borst eerlang tot zulk eene hevigheid uit, dat men elkanders schepen
en goederen aantastle. F ilips van Bourgondie, de zeven en vijftigste
Bisschop van Utrecht, stelde wel al zijn vermögen in het werk, om
den twist, door vriendelijke tusschenspraak, bij te leggen. Keizer
Karel V zelf zond F rancois Cobee, Raad van Holland, tehzelfden einde,
aan de steden a f ; doch alles was vruchteloos. In dezen Staat van za-
ken , liet Hertog Kabel die van Zwolle aanzoeken , om hem voor
Bescbemier te onlvangen; waartoe zij in Julij besloten. Hieruit ontstond
een oorlog in Overijssel. De Bisschop was genoodzaakt zijn kr.jgsvo k
en ootloF-stuig , te water, over Hoorn , derwaarts te voeren , lietwelk
veel tiid verspilde. De Hertog van Gelder voerde, daarentegen , den
eorlog met zoo veel voorspoed i, dat hij de Overijsselschen, in October
1822, noodzaakte tot een verdrag, waarbij zij hem meester beten van
de plaatsen, welke hij reeds in had, en beloofden , na het alslerven
van Filips , geen ander Bisschop te zullen erkennen, dan die, welke
zwoer met de Gelderschen in vrede te zullen leven.
Toen Bisschop F ilips, - den S April 1924, overleed, werd Hendrik
van Beijeren tot zeven en veertigsten Bisschop van Utrecht verkozen ,
en in October 1824 in de drie steden van Overijssel, Deventer,
Kämpen en Zwolle, geliuldigd, welke vervolgens door den Ilertog van
Gelder zeer gekweld werden; want, behalve dat hij Koevorden in had
en Hasselt verrastte, en nog eene sterkte bij Wilsum bouwde, om de
Kampenaars te bemoeijelijken , bad hij het klooster Windesheim m ,
om de vaart naar Deventer te belemmeren , plagende ook de Awolle-
naars door eene sterkte bij Zwartsluis. Doch als Hendrik van Beijeren
zag i dat hij zijn bisdom niet langer tegen het geweld der Gelderschen
kon behouden, verkocht hij de wereldlijke heerschappij over het bticht
en het gebied over Overijssel aan 1jpl.il V , aan wien bij het, den
18 December 1327, te Schoonhoven opdroeg ; waardoor die van Kämpen,
even als geheel Overijssel, onder het gebied van den Keizer
kwamen , die in den persoon van George Schenk van Tobtenburg ,
Stedehouder van Friesland, door de drie Overijsselsche steden, den
11 Februarij 1828. te Rampen is ingehuldigd. Hierop verdreef hij ,
met hulp der Kampenaars , de Gelderschen uit de vesting Koeburg ,
bij de Koevoorde of Kculvoet, bij Kämpen , welke zij stormenderhand
innamen en tot den grond loe slechtlen; terwijl zij ook de vesting
bij Wilsum vernielden en de Gelderschen uit Genemuiden, Zwartsluis,
Hasselt , Hattem en Eiburg dreven , die n u , uit schrik voor
de Keizerlijke , ook de twee blokhuizen bij Deventer verbeten, terwijl
zij, na eenige jaren , ook onder het juk des Keizers moesten bukken.
Kämpen, zoo wel als Deventer en Zwolle, voorzag den Bisschop van
Munster- van geschut, toen hij de hoofdstad van zijn gebied, destijds
door de Herdoopers bczet, in het jaar 1354, belegerde,. Ook bielpen
zij, in dat zelfde jaar, eenige schepen met 3000 Herdoopers, die uit
Holland kwamen , om hunne binnen Munster belegerde broeders te
ontzetten , bij Genemuiden en Ens aanbalen. De voornaamsten van
dien hoop werden te Kämpen onthoofd, doch de vrouwen en hinderen
liet men los.
Toen, in het jaar 1872, vele Nederlandsche steden, onder anderen
ook Zutphen, van de Spaansche zijde tot die van Willem, Prins van
Oranje, overgegaan waren, berende de Graaf van den Bergh , ’s Prin-
sen zwager, op den 9 Augustus, Kämpen , welke stad zieh op den
derden dag bij verdrag overgaf. Zoodra echter Zutphen, in November
des volgenden jaars, door Don F rederik, zoon van den Hertog
van Alba , voor den Koning heroverd was, ontving men te Kämpen
van den Raad van Deventer eene ernstige vermaning, om zieh, hoe
eer hoe beter, weder aan hem te önderwerpen. Juist ten zelfden tijde
hadden Oranje’s benden , met veees voor de Spanjaarden bevangen,
de stad en alle de omliggende plaatsen verlaten. Weinig viel er dus
te beraadslagen , en men zond reeds den volgenden dag, den 20 November,
Gemagtigden naar het leger, om Don F rederik demoedig