tn Holland on «ijn »malst maakt. Op dew onijl breedt. ria is geheel
w i S n H van Texel tot Beverwijk, een volkomen eiland. Het.IJ
is^van Amsterdam af lot den Walerlandsche-dijk, omtrcnt eene halve
Snaarndani tot 8 v , o o s t.a .r l., tot f r M N p W t e M 20 «•«« b'J
aurgerd.» to . i i . W h«. P .m p . . 1 -
" v Ä a T n t i f f . » • « - t a t » ttifet te vinden, an ha.
*oude cen vergeefsch werk zijn er naarte gissen. Op dealoudste kaar-
2 C voor de inbreak der Zuiderzee, reeds, toen de Kalten Ba-
tavieren Canninefaten., Frieze« enz. zieh hier kwame« »ederzetten.
Omtrent eene eeuw vüor « m m » geboorte, ziet men bet IJ reeds tusch
en Holland en ^Vest-Friesland vloeijen, dfschoon zoo breed met-es
wiil yolgens Beodeker , in zijne aanteekemngen, het IJ m de
s ä s r Ä t f t S i i s s Ä “ f $ r ü r
sterdain {aan welke het tot eene mime en bekwame haven strekt), voor
zoo verre het openliggende gedeelte der havens aangaat, de Over
Braker-Bui ten-polder , Slooterdijk, Hoorn-Buiten en den Heymng , te
Halfwep- tusschen de steden Amsterdam en Haarlem , maakt bet een
^olfie of inhani, het Heu trak genaamd ; daama bespoelt het het Hof-
Ambacht en vloeit längs den dijk tot Spaarndam, waar het het Spaarne
¡ S Ä voorlB bes.poelt het , aan den noorderkant, den Assendelvera
ä s z
kent die door een schutdam , welke echter m e t geheel is gedigt, er van
afgesloten i voorls Nieuwendam, S c h e l l i n g w o u d e e n Durgerdam , zoodat
w a a r b T w e T t e kennen gegeven, dat het bij de voortzettmg der
werken van het Noordhollandsche-kanaal, belangnjk sch e en je Pver-
wepen of het raadzaam en uitvoerbaar zou zijn , ’ i -
3 JE ” van sluizen voorzien , bij Pampas af te dammen en y Ä
in peval van loestemmend a n t w o o r d , v e r d e r werd gevraagd . 1 . welke
voordeelen er in zoodanige afdamming zouden gelegen zijn, ~ o. ä j » «'■ r b2 Z 8 r S Ä lende kosten en meerdere beveihging van de schep , P j d
van Amsterdam ? 2°. of deze afdamming eenen nadeeligen mvloed op ae
Toom™« Tn g“üjden in de Zuiderzee ¿ op de w h e ^ «o« k«n-
nen hebben ? 3°. welke het igetal en wijdte der sluizen zou moete
wezen ten einde scheepvaart en waterlozing onbelemmerd te behouden?
4°. welke de geschiktste plaat? tot afdamming zou zijn ? en 5®. welke
invloed dit werk zou können hebben op de drooginaking van het Haar-
lemmermeer. Op deze prijsvraag kwamen twee antwoorden in , het
eene van den Heer A. F. G o b d r i a a k , Inspecteur-Generaal, en het andere
van den Heer D. M e k t s , Hoofd-Ingenieur, beide van ’s Rijks
waterstaat. Beiden kwamen daarin overeeq , dat de opslibbing van
h e t IJ is toe te schrijven aan de vrije gemeenschap met de Zuiderzee,
die melden vloed steeds modderaanvoert, welke, bij de kenteling
der getijden en de flaauwere ebbe , bezinkt en dus het bed van ge-
noemden inham gestadig verhoogt, niet alleen aan het einde, maar
ook door vele , ddär ontwikkelde oorzaken , in de geulen , voor de scheepvaart,
noodig , en in de laag voor Amsterdam. Om deze verhooging
te vernietigeri of te verminderen , waren sedert lang velerlei middelen
van stroomleiding en uitbaggering aangewend of voorgeslagen, maar
niet geheel voldoende bevonden , waarom de meergemelde afdamming
verkieslijk , ja noodig scheen, als zullende (volgens den Heer Gou-
s r i a a h ) opleveren de volgende voordeelen : 1°. eene bestendige, een-
maal verkregenp , diepte in h e t IJ ; 2°. vermijding van het kostbaar
onderhoud der zeeweringen längs dien zeearm , welke nu Am9telland ,
Rijnland en Noord-Holland moeten beveiligen, en dus voorkoming van
noodige verhoogingeu en versterkingen dier zeeweringen, door ver-
meerdering van steenen. glooijingen ; 3°. de beveiliging van de sebe-
pen in de laag en de walen voor de hoofdslad , als welke, lhans meer
of min verhoeid liggende f in den zaehten bodem eenen put of zate
maken , waarin zij, bij läge vlpeden , voornamelijk op het midden van den
buik rasten , daar het scherper voor- en achterdeeldieper in de klei dringt,
waardoor zij spoedig over de lengte'doorbuigen of eenen zoogenaamden
kattenrug krijgen, zoodat daardoor boderns onbruikbaar werden, die,
hadden zij in diep water gelegen, nog lang zouden hebben knnnen
dienen ; terwijl de genoemde legplaatsen , bij buitengewone stormvloe-
den , van zelve veiliger zouden worden.
Yolgens den Heer M e h t z zouden de voordeelen bestaan : 1®. in
eene bestendige diepte van de Amsterdamsche haven , waardoor alle ver-
dere uitbaggeringen en stroomleidende werken onnoodig zouden worden
; 2°. in eene gelijke bestendige diepte van bet vaarwater van
Amsterdam naar Zaandam en Spaarndam; 3®. in bevaarbaarheid der
nu verstopte havens van Velzen , Beverwijk en de aangeslibde havens
van Zaandam, Nieuwendam en Durgerdam ; 4°. in meerdere veilig-
heid der schepen op h e t IJ ; 5®. in het onnut worden van het paalwerk
v<S6r de stad; 6®. in de mindere heebtheid en hoogte, welke de
dijken rondom h e t IJ zouden noodig hebben, als wordende dan inder-
daad binnenpolder-kaden; 7®. in vrijwaring tegen overstrooming van
de buitendijks gelegene deelen der hoofdstad; 8°. in de mogelijk-
beid tot het afbreken der waterkeerende sluizen van Amsterdam en
de daaruit volgende loegang der schepen tot de binnenwaarts gelegene
pakbujzen , waardoor Amsterdam in dezen gelijke voordeelen zou be-
zitten als Rotterdam en Antwerpen ; 9°. in de droogmaking van aan-
merkelijke en onnutte deelen van h e t I J , waardoor men 3276 morgen
(2789 bund. 76 v. r. 48 v. eil.) goeden grond zou aanwinnen.
Onder verschillende vor men van voorsteUing waren dus beide schrij-
vers het een? omtreot de voordeelen , en beweerden beiden , dat de
dr.Qogmaking van bet Haarlemmer-meer, door de bedoelde afdam-
m'n6 5 gemakkelijker zou worden. Insgeljjks raeenden beiden , dat deze